Autorijschool Douwe Kuiper
Reinder Tolsma
In een eerder gesprek vertelde Douwe Kuiper over zijn jeugd in Moddergat en hoe hij op een loonbedrijf aan het Ald Tún in Nijtsjerk terecht kwam. Dit keer vertelt hij hoe er een eind kwam aan het loonbedrijf en hoe autorijschool Kuiper tot stand kwam.
We hadden zo’n vijf jaar een kommerlijk leven geleid aan het Ald Tún toen ik op een avond bij Johannes en Jel Blom in huis zat met een rekening. Ik keek uit op het boerderijtje aan de overkant en zei: “Wat zou dat een mooie plek voor ons zijn, daar is alle ruimte en op het Ald Tún worstelen wij voortdurend met ruimte.
“Nou,” zei Jel, “dat kan je wel vergeten, want Mûnte Gardenier wil dat niet kwijt. Het voorste deel verhuurt hij aan Van Kuiken en zelf gebruikt hij het achterhuis.” Mûnte Gardenier woonde in Grimma Herna, voor aan de straat, en ik dacht, het kan mij niet schelen maar ik stap de weg over en vraag het hem gewoon. Zo kwam ik bij Gardenier in huis en zei: “Ik zat zojuist bij Johannes en Jel in huis en dacht, dat boerderijtje hierachter van u, dat zou echt geschikt zijn voor ons loonbedrijf. Kan ik dat niet van u overnemen? Wij zouden dan uit de ellende zijn van te weinig ruimte op het Ald Tún en u hoeft immers niet meer.”
Mûnte Gardenier zei: “Jo meie hjir net wer komme, dan kom ik wol by jo.” De volgende dag stond hij al bij ons voor de deur en waren we het zomaar eens over de prijs. Willem de Wilde heeft alles wat verbouwd, er waren bijvoorbeeld nog geen slaapkamertjes boven. Van Kuiken kwam in ons huis en wij in Langgrousterwei 16 waar volop ruimte was. Het huis aan het Ald Tún heb ik verkocht aan Kinske Brunia, die verhuurde het aan Van Kuiken. Later heeft Gerard Groenwold dat weer van Kinske gekocht.
Langgrousterwei 16 voorheen stond de loods midden op de foto er ook nog niet (foto 2015).
Man, man, wat hadden we toen de ruimte voor onze drie zakkenrooiers, drie trekkers, persen, bietenladers, veevoerladers, ploegen, cultivators, maaimachines en ga zo maar door. Zaaien en aardappels poten deden we niet en bieten rooien ook niet. We hebben het wel geprobeerd maar als er niet genoeg aan valt te verdienen moet je er mee stoppen.
We hebben dat loonbedrijf tien jaar gedaan, van 1953 tot 1963 en toen moest ik stoppen van dokter. Ik kreeg het ernstig aan de nieren, dat kwam van dat eeuwige schudden op de trekker. Dat was best mogelijk want ik zat soms 24 uur op zo’n koekenpan, meer was het in die tijd niet, heel wat anders dan de hydraulische verende stoelen nu. Dokter Dekker wilde me naar het ziekenhuis, maar dat kon niet, ik moest thuis blijven vanwege het loonbedrijf. Ik belandde op een bed in huis voor zo’n drie maanden. Durk van der Veen regelde het een en ander en kwam elke keer bij mij aan ’t bed: “Douwe, hoe moet het hier mee en hoe doe ik dat? “. Wanneer het druk was met de aardappelrooiers kon ik het in bed niet uithouden wanneer de jongens het werk opknapten. Ik reed er in de Volkswagen langs (in de pyjama, anders mocht het niet van dokter Dekker!) om te kijken hoe het er voor stond. Zo reed ik een keer bij een zakkenrooier langs en zag dat Klaas Poutsma telkens stopte. Ik kon het niet langer aanzien en reed er met de auto naast: “Waarom blijf jij steeds stilstaan?” “Nou, hij (wees op zijn maat) kan mij met de zakken niet bijhouden, ik heb het hem al meerdere keren voorgedaan, maar hij kan het niet aan.” “Dan kan hij meteen opdonderen, hij verdient evenveel als jullie maar dan moet hij ook evenveel doen. Hij kan zijn geld bij Klaske ophalen, ik wil hem niet weer bij die rooier zien.”
Gelukkig wist ik iemand die mij al eens gevraagd had voor werk, die heb ik meteen opgehaald en toen kon de zaak weer in beweging. Na die drie maanden knapte ik weer op en hebben we overwogen het loonbedrijf te verkopen, maar besloten toch om door te gaan. Ik vond het immers prachtig werk. Na een jaar kon het echt niet meer, het ging weer mis met mijn nieren en toen heb ik de secretaris van de Bond gezegd dat hij bekend mocht maken dat er een loonbedrijf te koop was. Die secretaris wist van de zorgen rondom mijn gezondheid en kwam direct op de proppen met de naam van een kandidaat.
Dat was Albert Coster, van oorsprong kwam hij uit Drenthe, maar hij had toen een loonbedrijf met zijn broer in Kollumersweach. De broers wilden elk een eigen bedrijf beginnen en zo kwam Coster diezelfde avond nog bij mij te praten (we hadden dezelfde boekhouder zodat hij al van het een en ander op de hoogte was) en ging de verkoop door. Ik heb hem in het begin nog wat geholpen met de planning, ik was in die tien jaar aardig bekend geraakt met de boeren, maar daarna moest hij het zelf doen.
Coster heeft het niet zo lang volgehouden en is toen bij Prins in Dokkum gekomen. Alle materiaal van dat loonbedrijf heb ik voor hem verkocht. Ik gaf daar garantie op want Coster had alles goed nagekeken en waar nodig onderdelen vervangen, ja, hij was wat dat betrof een vakman.
Zo kwam Coster in 1963 naar de boerderij aan de Langgrousterwei, maar Douwe en Klaske hadden toen geen huis meer! We hebben eerst een tijdje bij mem in Moddergat gewoond, maar dat was geen succes. Wij hebben twee kinderen en dat valt bij oudere mensen niet altijd in goede aarde; kinderen rennen en draven graag rond, laten deuren open staan, maken rommel en lawaai en ga zo maar door. Toen konden we naar een zuster van Klaske in Emmeloord en daar bleven we een tijd.
Ondertussen was ik met mijn vak ook op dit gebied bezig. Eigenlijk deed ik dat al jaren tijdens de wintervakantie: ik kocht een partij kleine stukjes van een boer en verkocht ze aan een veehouder. Later ging ik meer met landbouwmachines werken. Ik reisde naar de velden van de boeren en als ik een vuilniswagen, een vrachtwagen met luchtbanden of een roeimachine verkocht, moest mijn leverancier voor de service zorgen. Ik leefde van de proviand. Ik heb bijvoorbeeld veel van die kleine hydraulische Italiaanse kranen verkocht.
Zo kwam ik een keer via de Bartenswei naar Bollingwier en zag dat het arbeidershuis van Hoekstra (nu woont Ronnie Jonker daar) leeg stond. Ik ging naar de boerderij en daar stond Oege Hoekstra: "Hoor eens Douwe, wat hoor ik, woon je niet meer in It Moddergat?" Hij wilde eerst niet geloven dat wij in Emmeloord woonden en toen ik vroeg naar dat arbeidershuisje dat leegstond, zei hij: "Daar kunnen jullie wat mij betreft morgen wel in, over de prijs worden jij en ik het altijd eens”.
Zo kwamen we in Bollingwier terecht en kon ik mijn vak in deze regio voortzetten, maar eigenlijk was ik in heel Friesland actief.
Bartenswei 1, foto 2015
Sjoerd Postma, nu van garage Postma in Mitselwier, woonde bij ons in Bollingwier en kwam vaak bij mij langs voor een praatje. Hij was monteur bij de VW-garage van Dijk in Dokkum. Op een keer zei ik tegen hem: "Zou je bij mij willen lesrijden, Sjoerd?" Ja, zeker wel, maar hoe kom je daar nu zo ineens bij? "Nou, dan koop ik een auto met dubbele bediening en dan rijd jij bij mij. Ik zorg ervoor dat jij klanten krijgt, want ik ben toch elke dag op stap met mijn handel. Je kan op zaterdag wel rijden, dan ben je toch vrij."
Dat gebeurde en er kwamen zoveel klanten dat ik tegen Sjoerd zei dat hij een dag vrij moest nemen, dan kon hij twee dagen rijles geven. Het was de tijd, het zal juni/juli 1963 zijn geweest, dat mensen zich realiseerden dat ze graag een eigen auto wilden hebben en daarom een rijbewijs moesten halen. Er waren nog niet zoveel rijscholen, dus het werd steeds drukker en drukker voor Sjoerd. Daarom heb ik gezegd dat hij nog om een extra vrije dag moest vragen, maar dat durfde hij niet aan. Ik op naar Dijk en ik regelde dat Sjoerd drie dagen in de week rijles kon geven. Het duurde niet lang voordat Sjoerd afscheid nam van garage Dijk en de hele week voor mij reed.
Het zal een jaar later zijn geweest, in 1964, inmiddels dus 50 jaar geleden, dat Dijk mij belde en vroeg: "Staat u garant voor Sjoerd Postma?" Ik vroeg hem wat er aan de hand was en het bleek dat Sjoerd een auto met dubbele bediening bij hem had besteld. Jappie Kingma had hem gevraagd om voor hem te rijden, wat Sjoerd had geaccepteerd. Daarom had hij een eigen auto nodig. Sjoerd en ik gingen in gesprek en daarna mochten de klanten zelf kiezen bij wie ze wilden lessen: bij Sjoerd of bij mij. Dat ging bijna door de helft, dus daarna had ik drie dagen rijles en drie dagen in het veld met mijn handel. Het werd geleidelijk drukker met rijlessen, ik had soms een wachttijd van een half jaar voor nieuwe leerlingen, dus stopte ik helemaal met de handel, maar ik hield me ook bezig met de inruil van machines die ik overal op boerderijen had gestald: dat moest toen ook wel stoppen!
Ik heb zelf leren autorijden bij Sierksma in Dokkum, tegelijk met een neef van mij. Sierksma had maar een paar leerlingen en moest daarnaast nog andere dingen doen. Wij kregen les in Dokkum en elk uur kostte 6 gulden, dat was belachelijk veel vlak na de oorlog, nog voor mijn trouwen. Ik heb zeven lessen gehad en toen kon ik al mijn rijexamen doen, bij dhr. Van Wageningen van Dekema State in Koarnjum. De hellingproef werd uitgevoerd in de Hoogstraat bij Foto Modern, voor de ramen. Het ging allemaal heel gemakkelijk, omdat er nog niet zoveel auto's op de weg waren. Het theorie-examen stelde niet zoveel voor. Van Wageningen had een boekje en wees een paar borden aan en ik moest zeggen wat ze betekenden. Op een ander plaatje was een kruispunt getekend en hij vroeg mij wie voorrang had, de paard-en-wagen of de auto. Ik vroeg wat hij precies bedoelde en hij legde het nog een keer uit. Zo had ik nog even de tijd om na te denken!
In de begindagen leerden veel oudere mensen autorijden, ze hadden helemaal geen verstand van auto's, dus je kon gewoon beginnen met het eenvoudigste: de koppeling op laten komen en langzaam optrekken (sommige mensen hadden een groot aantal lessen nodig om dit te leren). Ja, omdat ik van een goede grap houd, kan ik mensen makkelijk voor de gek houden. Dan deed ik de kofferbak open en zei: "Stap in, hier zit het stuur." Waren er genoeg mensen die mij geloofden en zomaar in de kofferbak zouden kruipen!! In die tijd had je geen papieren nodig om rij-instructeur te worden. Ik reed met de eerste auto naar Dokkum, er kwam een dubbele besturing in en Sjoerd kon voor 7 gulden per uur les rijden. Er stond niet eens een naam op de auto, alleen de grote L van lesauto, verder niets.
Pas toen Wiebe erbij kwam, veranderde dat. Met Hillie (die ook een tijdje rijles gaf), hadden we drie auto's op de weg. Zij moesten wel een rij-instructeursdiploma halen. Daarvoor gingen ze één dag per week naar school. Peet heeft zelfs een half jaar doorgebracht in Brabant, in Best, waar een speciale school voor rij-instructeurs was. Dat kostte nog veel geld, want hij zat daar in een kosthuis.
Op latere leeftijd moest ik nog een instructeursdiploma halen, een zogenaamd 'verlicht' examen, maar daarvoor moest ik toen al 1.500 gulden betalen. Dat examen was in Zwolle en daar heb ik nog een (bijna) aanrijding gehad met een vrachtwagentje dat doorreed terwijl ik voorrang had. Ik trapte op de rem en de eerste examinator zei: “Jij had voorrang!” Ik zei tegen hem: “Wil je vanavond gezond thuiskomen bij je vrouw?” Nou ik wel” Later zei de tweede examinator: “Hoe wist je dat het vrachtwagentje door zou rijden?” Ja, dat wist ik natuurlijk niet. Het was gebaseerd op gevoel, een soort instinct, dat krijg je na duizenden kilometers op de weg. Ik begon om 7 uur 's ochtends en haalde in een week gemakkelijk de 70 uur. Tijdens een controle zei een belastingambtenaar: "Wat verdien jij een geld!" Toen zei ik: “Weet je waarom ik dit doe? Ik moet jullie ook door de tijd helpen!” Nou, die man klonk toen behoorlijk ‘aangebrand’.
Het gebeurde vaak dat mannen lessen voor hun vrouw bestelden, zonder dat de vrouw het wist. Ik reed dan voor met de auto en maakte er maar een verhaal van, zoals: "Ik dacht jij kan het autorijden ook best wel leren. Zullen we een blokje om, dan kunnen we kijken hoe het gaat." Dan viel het wel mee en moest het maar doorgaan.
Ik kwam in de hele omgeving van Nijtsjerk voor leerlingen, zat ook in Kollum, ja zelfs in Ureterp heb ik twee vrouwen autorijles gegeven. Dat kwam omdat ik aan een boer en zijn vriend een stukje verderop in de straat een strontwagen verkocht en toen zei hij dat ik de twee vrouwen moest leren autorijden. Ik hield de boot eerst wat af: dat moet ik niet doen, ik kom om in het werk, moet helemaal naar Ureterp en lessen in Heerenveen, wat een gedoe. Maar de man hield aan en het ging door. Het lijkt schadelijk om zonder leerlingen helemaal naar Ureterp te rijden en weer terug, maar onderweg had ik wel wat handel en de twee boeren gaven me vaak adressen door voor mijn handel en zo kon het financieel toch uit.
Meestal zaten er twee of drie leerlingen tegelijk in de auto, omdat we in Leeuwarden moesten rijden. Maar soms had ik ook een student die drie uur wilde rijden. Het gebeurde niet vaak, maar er waren studenten die elke dag wilden rijden om zo snel mogelijk hun rijbewijs te halen.
Tijdens het rijexamen zat ik bijna altijd achterin; ik wilde weten hoe het ging. Soms was ik het niet eens met de examinator en dat zei ik ook. Ja, ik heb zelfs een examinator bij zijn stropdas gepakt, die wilde beweren dat ik er geen verstand van had. En dat na al die jaren ervaring en goede resultaten, ik durf te zeggen dat Autorijschool Kuiper van Easternijtsjerk mede aan kop stond in Ljouwert! Dat mannetje was zo’n Hollander van de overkant van de Afsluitdijk, die de Friezen even zou laten zien hoe examens moesten worden afgenomen. Hij liep blauw aan en de man is nooit meer in Leeuwarden geweest om examens af te nemen.
1982, 15 januari, trouwdag van Wiebe en Antsje Kuiper bij het gemeentehuis in Mitselwier. Autorijschool Kuiper had toen drie lesauto’s op de weg, de grote L is duidelijk op de auto’s te zien. Links staat Hillie, dan Douwe en vooraan het bruidspaar.
Ik heb twee maal tegen mensen gezegd dat ze er beter mee konden stoppen, want zij zouden het nooit leren. Ik wilde zulke mensen niet aan het lijntje houden. Er waren rijscholen die dat wel deden. Ik weet dat er één geslaagd is, maar dat heeft toch zeker nog een koe gekost. Gelukkig heb ik tijdens de rijlessen geen ernstige ongelukken gehad. Meestal reed ik eerst een rondje door de omgeving en ging dan pas met zo’n leerling naar Leeuwarden. Eén keer ging dat wat anders. Willem van Peazens was zover dat hij naar Leeuwarden kon gaan, maar ik wist niet wie daar met hem moest rijden. Ik dacht dat Jantsje het was, maar die had nog niet gereden. Ze zag het eerst niet zitten, maar ik vertelde haar dat ik met de dubbele bediening net zo goed op mijn eigen plek kon rijden als achter het stuur en dat het dan maar moest gebeuren. Midden in Leeuwarden nam Jantsje het stuur over van Willem en het viel haar niet tegen. "Maar ik vertrouwde ook helemaal op jou”, zei ze.
Zo heb ik ook een keer een leerling afgezet in Ljussens en toen ik naar huis reed, bleef ik gewoon op dezelfde plek in de auto zitten. Kom ik op de Langrousterwei een politieauto tegen en hij draaide op de hoek om en kwam achter mij aan: ze hadden gezien dat ik niet achter het stuur zat, maar op de passagiersstoel. De politie kwam bij ons aan de deur en vertelde Klaske dat als ze dat nog eens zagen, ik een proces zou krijgen. Ik heb de mannen nog verteld dat ik op mijn instructeursplekje net zo goed, of misschien zelfs beter kon rijden dan zo'n jong politieagentje: "Dit mannetje heeft in zijn leven al zoveel kilometers afgelegd!" Dat was misschien grootspraak, maar ik heb er verder niets meer van gehoord.
Met de tractor heb ik een keer bijna een ongeluk gehad. Ik was langs de vaart aan het frasen en ben toen blijkbaar in slaap gevallen. Op het laatste moment schrok ik wakker, stuurde door de oeverwal en kon nog net weer op de wal komen. Toen ben ik even stil gaan staan en zei tegen mezelf: "Je lag bijna op de kop in de vaart onder de tractor Douwe, dan was Klaske met de hele donderse boel blijven zitten." Toen werd ik voorzichtiger, want ik had duidelijk veel te veel uren gewerkt.
Wiebe kwam niet meteen bij mij in de autorijschool. Hij werkte eerst bij het loonbedrijf Freark de Beer in Eanjum. Dat werk beviel hem goed; hij was nog te jong toen ik moest stoppen met het loonbedrijf, maar anders had hij het vast overgenomen. Hij werd voor het hele jaar bij Freark aangenomen, zodat hij er ook in de winter kon werken. Toch besloot hij rij-instructeur te worden en bedankte bij het loonbedrijf. Hij ging één dag in de week naar school, kon niet in de WW komen en moest toch wat verdienen, dus ik zei hem dat hij les kon gaan geven in het autorijden, dat diploma zou vanzelf komen. Houden ze hem niet tegen? Zoiets was nog nooit eerder gebeurd, maar zo’n jong politieagentje uit Dokkum wilde op zijn strepen staan. Het liep af met een sisser, maar het had mij de goede naam van mijn rijschool kunnen kosten.
Foto 1983. Wiebe Kuiper haalt een leerling van huis in een nieuwbouwwijk.
In het begin reden we altijd in Opels, maar later stapten we over op VW ’s. Toen de Passat met een dieselmotor kwam, omdat we per jaar zoveel kilometers moesten rijden, zijn we daarop overgestapt. Tenslotte had Audi ook een diesel en die hebben we gekocht.
Wiebe rijdt nog steeds in een Audi, maar die auto's zijn zeker niet goedkoop! Toen Peet bij de zaak kwam, was ik er al uit. Nou ja, ik heb af en toe nog wel leerlingen voorbereid op Leeuwarden en ik deed de examens. Dat heb ik gedaan tot mijn 75e jaar, reken maar dat ik voor de jongens een goedkope kracht was. Nu rijdt iedereen voor zichzelf en verdelen ze de studenten onder elkaar.
Foto 2015. Douwe Kuiper voor het huis aan de Langgrousterwei, Klaske staat in de deuropening. Van 1919-1978 stonden er acht huisjes in blokken van twee op de plaats waar nu Langgrousterwei 28-46 is, maar dan allemaal voor aan de weg. Er lag toen nog een sloot voor.
Van de Bartenswei zijn we naar de rode huisjes verhuist, die destijds aan de Langgrousterwei stonden, maar inmiddels zijn afgebroken en vervangen door een plantsoen met daaromheen een rijtje huizen.
Het huis op de Mûnewei, waar Wiebe nu woont, heb ik gekocht van de familie Tilkema. De oude mevrouw Tilkema ging naar De Skûle en toen waren er aardig wat gegadigden voor dat huis, zeker tien. Ze hadden gehoopt dat het huis op de borden zou komen te staan en dat ze dan in het café tegen elkaar zouden opbieden, maar dat ging anders. Er moesten brieven worden ingeleverd bij de notaris en even na twaalf uur belde Brons: "Jij bent de hoogste." Een uur later hoorde ik dat het huis aan ons was toegewezen.
Toen Wiebe en Antsje trouwden, wilden ze graag in dat huis wonen en kwamen Klaske en ik aan de Griene Wei te wonen. Omdat Klaske haar gezondheid achteruitging, zijn we naar Doktersfiif gegaan en hebben daar nog eens 17 jaar gewoond. Ik heb zo lang mogelijk zelf voor haar gezorgd, maar op een gegeven moment was ik zelf de 80 gepasseerd en hebben we hulp gekregen. Op een middag kwam Klaske ten val en met haar botontkalking werd dat niet weer beter.
Nu heb ik al weer vier jaar kennis aan Renske en sinds een paar maanden woon ik in een aanleunwoning bij De Skûle. Maar denk maar niet dat ik veel thuis ben, ik ga elke dag biljarten en verder ben ik met de auto op pad: dat jachtige en op pad zijn is er nog altijd, reken maar.
Januari 2015