Verhaal van een evacué
Na 52 jaar terug op een bekend plekje
Jarenlang niet aan Easternijtsjerk gedacht en dan onverwacht een week lang op bezoek in het dorp dat haar als 15-jarige 52 jaar geleden een gastvrij onthaal bood. Dat overkwam Ine Struik-Hoed in de zomer van 1996. Ze was in het laatste oorlogsjaar als evacué uit Arnhem in Easternijtsjerk terecht gekomen. In een klein huisje, dat even voorbij Meirink aan de Langgrousterwei stond, kreeg ze onderdak. Na een aantal weken verhuisde ze naar Klopstra, net achter het boerderijtje van destijds Bokke Dorhout. Ze kreeg kennis aan buurjongen Joeke Dorhout en nog veel meer Easternijtsjerkster jongelui.
Eigenlijk hadden ze die zomer van 1996 geen vakantieplannen, maar toch nog eens het VVV-kantoor binnengestapt waarbij in een folder het woord OOSTERNIJKERK ineens opviel. Contacten werden gelegd en ze kreeg langzamerhand door dat het bedoelde huisje in de folder wel eens haar onderdak in 1945 zou kunnen zijn!
Ze kreeg Joeke Dorhout aan de lijn en zei: "Maar wie ben jij nu eigenlijk?" Joeke zei: "In de oorlog was ik de buurjongen en nu ben ik de buurman!"
Wat bleek: Joeke en Ydske Dorhout verhuurden nu het huisje dat voorheen van Klopstra was. Ine was enthousiast en bestelde meteen voor een week.
Tijdens haar verblijf in de zomer liep ze heel Easternijtsjerk door, sprak verschillende keren met Joeke en Ydske en enkele andere Easternijtsjerksters, haalde oude herinneringen op en sterke verhalen. Na afloop schreef ze onderstaand verhaal voor De Doarpsskille dat hier integraal wordt weergegeven. (De cursieve woorden zijn toegevoegd voor een beter begrip van de toestand in 1945)
WIJ MOESTEN WEG VAN ALLES WAT ONS LIEF WAS
ARNHEM. In onze tuin vonden wij een pamflet door Engelse vliegtuigen uitgestrooid waarin stond, dat wie bij een hoofdverkeersweg of spoorlijn woonde daar weg moest want er kon gebombardeerd worden. Dus gingen mijn ouders met ons naar Velp - lopend. Daar zijn we een week geweest en toen werd het huis gevorderd door Duitse officieren. Dus gingen mijn ouders met ons naar Lathum aan de overkant van de IJssel - oversteken met een roeiboot. Daar zijn we zes weken bij een boer geweest. Ik had al melken geleerd. Maar daar konden we ook niet blijven want m'n vader moest zich melden om aan de IJssellinie te werken. We gingen weer de IJssel over en nu naar De Steeg. Daar hebben we een nacht geslapen en de volgende dag verder lopend naar Apeldoorn. Halverwege bij mensen geslapen en weer verder. Een week bij schoonfamilie van een oom van mij gelogeerd. Maar we kregen geen bonkaarten voor eten en moesten in november op transport naar Friesland.
Als 'hongerbern' (nee: evacué, RT) kwam ik in 1944 met m'n ouders, broer en zusje en met meerdere mensen aan in Oosternijkerk op 20 november. Wij waren 10 dagen op reis geweest op platte boerenwagens getrokken door paarden van boeren uit de omtrek waar we geslapen hadden en we sliepen op stroo in scholen en openbare gebouwen. Eén keer sliepen we in een klooster. Daar konden wij ons goed wassen en sliepen we op bedden. Er werd goed voor ons gezorgd wat eten en drinken betreft door het Rode Kruis, maar het was wel koud op de wagens.
Wij werden in Oosternijkerk ontvangen door dominee Cnossen in de Hervormde kerk, die ons toesprak en verwelkomde. Tot slot zongen wij het Wilhelmus in de kerk en dat was lang geleden want dat mocht toen helemaal niet. Mijn ouders en m'n zusje van 3 jaar kwamen op een grote boerderij (bij Kees Slim). Mijn broer er vlakbij op een kleine boerderij (bij Klaas Bijland) en ik in een piepklein huisje aan de andere kant (Theunis Meinsma Theunis' Anna; een intussen afgebroken klein huisje). Dat was een arbeidershuisje. Daar woonden een man, zijn vrouw en hun zoon van 23 jaar. Er waren twee bedsteden in de kamer, dus sliep daar de zoon bij z'n vader en ik bij de vrouw des huizes. Het was er wel knus en veilig en beschermd. De mensen deden hun best op hun wijze. Na een paar maanden ben ik naar een ander adres verhuisd (bij Siebe Klopstra, een klein huisje achter Dorhout). Daar was een meisje met haar ouders, voor mij veel gezelliger. Wij sliepen boven op zolder. Negen maanden zijn wij in totaal in Oosternijkerk geweest. We hebben er geschaatst, gefietst en m'n broer ging er zelfs naar school. Maar we wilden ook weer graag terug naar Arnhem en als gezin herenigd worden. Dat gebeurde in juli 1945. Per vrachtauto vanaf Metslawier en later kwamen er benzineblikken in waarop we konden zitten tot Arnhem. Er was veel vernield en ons huis was leeg. Alles was eruit gehaald. We sliepen op geïmproviseerde bedden, de zogenaamde divans, die overal op straat stonden en van wie wist niemand. Mijn ouders hebben wel wat op moeten brengen in die tijd. Als we maar bijelkaar mogen blijven, was de uitspraak van hen.
Deze tijd in Oosternijkerk staat mij nog goed in het geheugen. Ook de onderduikers, die er waren en 's avonds naar de radio kwamen luisteren. Die berichten hield ik ook goed bij. Hoe het met de oorlog er voorstond. We hadden geen telefoon, geen vervoer en later geen electriciteit, maar wel voldoende te eten. We werden abnormaal dik voor die tijd en zo kwamen wij terug in ARNHEM.
Na 12 jaar ben ik een keer terug geweest met m'n man. Mijn ouders al eerder met m'n zusje en m'n broer twee keer met z'n vrouw. Dit jaar was het 52 jaar geleden dat ik in Oosternijkerk kwam in hetzelfde huisje waar ik als evacué de meeste tijd heb doorgebracht. Nu werd het nl. verhuurd als vakantiehuisje en het is natuurlijk helemaal verbouwd en comfortabel ingericht. Wat heb ik genoten om daar vijf dagen te zijn. Ik was weer even terug en alle herinneringen kwamen op me af.
Het dorp is bijna nog niets veranderd. Wel onderhouden en oud is vervangen. De smid is er niet meer, een nieuwe school en een nieuw huis voor de bovenmeester. Dominee Van Andel is verhuisd en de slager is weg. De boerderij van De Beer is weg en daarvoor in de plaats een fabriek. Dat vind ik een raar gezicht maar economisch natuurlijk een winst. De Gereformeerde kerk is ingebouwd. Vroeger kon je er omheen en stonden er 's zondags allemaal fietsen tegenaan.
En er zijn geen koeien meer of kippen. Wel schapen en bouwland. In alle dorpen in de verre omtrek tot aan Dokkum geen flat te zien. Heel ontspannend om hier te wonen. Er zijn nu natuurlijk wel auto's en dat stoorde me wel. Die waren er 52 jaar geleden niet te zien. En wat een prachtig verzorgingshuis staat er in Metslawier, met allemaal bungalows in een park. Dat is een mooie verzorging voor de oude dag.
De belbus laat nog heel wat van de omgeving zien voor je weer in Dokkum aankomt. Van daaruit zijn we weer naar huis gegaan met interline-bussen. Ik was samen met mijn man vijf dagen weer terug in de tijd van meer dan 50 jaar geleden.
Colofon
De Doarpsskille, november 1996