Unfortunately, at the moment we can provide only parts of this website in the English language. For those parts of the website that not yet have been translated we recommend use of the Google Translate option next to the title of the item.

News:


Highlighted topics

Een gesprek met Yde Bos in 1999.

Yde Bos (27) woont met Wonda Terpstra en de kinderen Susanne (7) en Jarno (½) aan de Stationsweg in Metslawier. Ze wonen daar nu dik drie jaar en knappen hun huis daar langzamerhand op.

Eerder woonden ze in Dokkum en daar heeft Bos het kruideniersvak geleerd. Vanaf een jaar of 14 was hij eerst vakkenvuller en in zijn vrije tijd en na schooltijd alle dagen werkte hij bij de supermarkt in Zuidoost, vlak bij de Fonteinkerk. Dat was eerder Koopsterland en Albert Hut en is nu Super Lemstra. Op alle plaatsen in die supermarkt heeft hij wel gewerkt, maar de laatste tijd vooral op de groenteafdeling, de inkoop hiervoor deed hij ook.

De nieuwe winkelman maakt een hele nieuwe start aan De Buorren. De Cirkel verdwijnt en maakt plaats voor een Pro-Markt. Dat is onderdeel van de ZHM in Wolvega en die is gespecialiseerd in dorpswinkels, de SRV hoort trouwens ook bij dit concern.

Op zaterdag 13 februari gaat de Cirkel om 12 uur dicht en maken Jappie Tanja en Yde Bos de balans op. Op 15,16 en 17 februari gaat de winkel drie dagen dicht, wordt alles overhoop gehaald en ingericht volgens de inzichten van Yde en de organisatie van de Pro-Markt. Yde is al even in een pas ingerichte Pro-Markt in Twedde in Groningen geweest en ziet het wel zitten.

Wie benieuwd is hoe het na de veranderingen eruit ziet in de nieuwe Pro-Markt, kan op donderdag 18 februari om negen uur terecht aan De Buorren 11.

Winkelmeisje Froukje, zij is intussen ook Nijtsjerkster geworden, kan haar werk in de dorpswinkel houden en zal vooreerst met baas Yde de zaak draaiende houden.

Wonda houdt haar werk bij de Aegon eerst aan. Hoe het later komt moet nog bekeken worden. Datzelfde geldt voor een mogelijk woonhuis.

Het zou natuurlijk voor de winkelman het beste zijn om in Nijtsjerk te wonen in plaats van in Metslawier, maar het eerdere woonhuis bij de winkel is intussen ingenomen door bloemenwinkel De Zonnebloem, zodat wonen naast de winkel niet mogelijk is.

De toekomst zal uitsluitsel geven en vooreerst heeft de nieuwe winkelman werk genoeg om de zaak op poten te zetten.

De redactie heeft met hem gesproken en kreeg de indruk dat hij wel met plannen bezig is: “dit moet eigenlijk anders en dat zou ik ook wel willen”. In hoeverre alles te realiseren valt, zal op 18 februari en daarna wel duidelijk worden, maar de redactie roept hem vanaf deze plaats een welkom toe en succes!!!

Bron: Doarpsskille, maart 1999

Margaretha Elisabeth Gilhuis-Smitskamp werd op 6 mei 1908 in Den Haag geboren. Haar gereformeerde vader had zich opgewerkt van bakkersknecht tot eigenaar van een van de grootste broodfabrieken in Den Haag; haar moeder deed het huishouden en voedde de kinderen op. In 1990 schreef Gilhuis, die 100 jaar zou worden, voor haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen ‘Tussen herinnering en vergeten’, herinneringen aan haar kindertijd. 
In haar memoires rekent ook Gilhuis af met clichés, zoals het idee dat mensen het ‘vroeger’ heel gewoon vonden dat een of meerdere kinderen jong stierven (haar ouders kregen zeven kinderen, van wie één als baby dood ging) en dat een gereformeerde achtergrond gelijkstaat aan een saaie jeugd en een strenge opvoeding.
Greeths opleiding was conventioneler dan haar opvoeding. Haar broer Henk, die later hoogleraar Geschiedenis werd aan de Vrije Universiteit, ging naar de H.B.S. Maar voor de meisjes Smitskamp werd een praktische opleiding als onderwijzeres of verpleegster goed genoeg geacht, hoewel ze net zulke goede hersens hadden als de jongens. ‘Naar de H.B.S. gaan had geen zin, omdat het toch zonde was om een meisje te laten studeren. Die trouwden wel later!’ schrijft ze in haar memoires. 
Na haar opleing op de Industrie-School kwam ze op een kantoor terecht, maar schreef in het geheim al proza en poëzie, schriften vol sprookjes schreef ze als achttienjarige. Enkele van haar verhalen verschenen in ‘Opwaartse Wegen’, een blad op christelijke grondslag en in 1931 verschenen haar eerste twee boeken: De stille zegepraal en Zoo’n driftkop. Er zouden er vele volgen. Volgens een kleinzoon schreef ze:
20 boeken en brochures
23 korte verhalen
7 artikelen
Vele gedichten
120 recensies
7 boekvertalingen
En dat waren alleen de publicaties die terug te vinden waren! 
In 1932 trouwde ze met dominee Jan Gilhuis en kort na de bruiloft trokken ze in de pastorie van Easternijtsjerk. ‘Gilhuis zou zich er intens eenzaam voelen’. Na de Tweede Wereldoorlog besloot ze haar ervaringen als domineesvrouw in Easternijtsjerk om te zetten in verhalen. Dat werd haar boek ‘Fransje en haar dominee’ dat vier keer herdrukt werd. Zij schreef jarenlang voor ‘Vrouwenpost’, een in 1940 opgericht tijdschrift voor christelijke, voornamelijk gereformeerde, maar midden in het leven staande protestantse vrouwen. Monica Soeting schrijft over haar:
‘Ook zij gebruikte haar leven als inspiratiebron voor haar verhalen; ook zij was geestig en intelligent en niet bang haar eigen tekortkomingen ten toon te stellen. Het pseudoniem waaronder zij haar verhalen in ‘Vrouwenpost’ publiceerde was ‘Fransje’, haar echte naam Margaretha (Greeth) Elisabeth Gilhuis-Smitskamp. Ze was een literaire duizendpoot, en beschikte over een enorme hoeveelheid energie. Dat ze altijd een bezige bij was, herinnerde zich een kleindochter die zag hoe oma nog als tachtigjarige op haar hometrainer fietste terwijl ze breide én een boek las! Maar zij is, anders dan E.M. Delafield, Stella Gibbons en Monica Dickens, vergeten.’

Gilhuis zou later haar eigen stichtelijke werk relativeren. Ze kon er zelfs om lachen. ‘Het was allemaal wel erg vroom’, zei ze in de jaren tachtig over haar kinderboeken. Maar dergelijke werken brachten nu eenmaal het hoognodige extra geld in het laatje. Omdat Gilhuis zich steeds aan hetzelfde stramien kon houden - hoogmoed die voor de val komt, met een bidscène aan het slot - was het niet moeilijk ze, naast het drukke huishouden en de functies die Gilhuis als predikantsvrouw vervulde, in korte tijd te produceren. Aan het schrijven van recensies voor ‘Moeder’ en ‘Moeder Vrouwenpost’ beleefde ze meer plezier.
Het meest echter genoot Gilhuis van het schrijven van de verhalen van ‘Fransje’. Daarin kon ze pas echt haar ervaringen verwerken, letterlijk en figuurlijk: de problemen waarmee ze als domineesvrouw te maken had en de pogingen om zich als Haagse op het eenzame Friese platteland thuis te voelen. Het pseudoniem gaf haar de kans haar gevoel voor humor en ironie ten volle tot uitdrukking te brengen.

De verhalen van ‘Fransje’ zijn van een heel ander kaliber dan de moraliserende roman over Pit, het meisje dat zichzelf leert temmen, of artikelen over de propaganda-arbeid in de Westerkerkwijk. Ze verschenen in 1951 en '52 als column in ‘Vrouwenpost’. In 1953 werden ze gebundeld en uitgegeven als ‘Fransje en haar dominee’ , en in 1963 verscheen daarvan een laatste, vierde druk. In het eerste verhaal vertelt Fransje, het ik-personage, hoe ze kort na haar huwelijk vanuit Amsterdam naar het Friese Nijsterweerd is verhuisd, waar Kees, haar man, als predikant is beroepen. In de volgende afleveringen figureren naast Fransje en Kees verschillende dorpsbewoners en halverwege de serie ook Albert, het eerste kind van het domineesechtpaar. De meeste verhalen zijn geschreven vanuit het perspectief van een stedeling die niet kan wennen aan het leven op het platteland.
Gilhuis-Smitskamp mag dan buiten protestantse kringen onbekend zijn gebleven, zijzelf voelde zich volgens haar oudste dochter Dineke Thomas-Gilhuis (met wie ze in 1962 ‘Een koffer vol verhaaltjes’ samenstelde) nooit miskend. Ze was trots op de verhalen van Fransje, en ze genoot van de aandacht die ze van protestants Nederland kreeg.
Toch is het jammer dat de belevenissen van de domineesvrouw in Nijsterweerd niet bij een groter publiek bekend zijn geworden. Misschien wordt er ooit in Nederland een uitgeverij opgericht die zich, net als de Britse uitgevers Persephone en Slightly Foxed, om het werk van onterecht vergeten schrijvers bekommert. Dan zou ‘Fransje en haar dominee’ zeker een kans op een vijfde druk maken.

Jan en Sjoukje Mook, Attent Mook

Jan (47) en Sjoukje (46) Mook zijn de drijvende krachten achter de Attent markt. Samen met Remco    (18 ) en Ella (15) wonen zij aan de Lyts Ein 7. 
Jan heeft zijn opleiding gehad bij de bakkerij en horecavakschool te Leeuwarden met als specialisatie: brood- en banketbakker. Dit verklaart natuurlijk de heerlijke broodjes en gevulde koeken. De eerder genoemde opleiding is gericht op de beroepen: kok, kelner en bakker. 
Na deze opleiding volgde Jan diverse cursussen gericht op het ondernemerschap. 
Vervolgens werkte Jan via het bedrijf van zijn ouders een half jaar bij een asfalteringsbedrijf. Van huis uit hadden ze een stratemakersbedrijf, vandaar dat het leggen van een flinke oprit voor Jan ook een peulenschil is. Jan heeft vroeger dan ook heel wat buren, kennissen en derden geholpen om een mooie bestrating te realiseren. 
Maar de detailhandel was toch hetgeen waar Jan uiteindelijk zijn toekomst zag liggen. 
Hij ging aan het werk bij de bake-off afdeling van Albert Heijn in Leeuwarden. Hier was hij verantwoordelijk voor het afbakken van de deegproducten. In februari 1986 ging hij in militaire dienst, hij was werkzaam als chauffeur in Assen. Na 14 maanden militaire dienst werd de bake-off afdeling weer voor een jaar versterkt met zijn ervaring. 

In 1987 werd Jan filiaalleider bij van Looy groenten en fruit te Burgum. 
Hier werd in 1989 een punt achter gezet, want toen nam hij een rijdende winkel over. Zijn werkgebied was: Hardegarijp, Rijperkerk, Oudkerk, Oenkerk, Giekerk en Molenend. 

Na 10 jaar kwam de winkel van Yde Bos aan de Buorren in Oosternijkerk in beeld. 
Op 1 Januari 2000 werd e.e.a. bezegeld en was de familie Mook eigenaar van de toenmalige Promarkt, later werd de naam gewijzigd in Troefmarkt. In het eerste jaar woonden ze in de ruimte naast de winkel. De winkel draaide prima en dus werd het boerderijtje tegenover de winkel (voorheen van Piet Sijtsma) gekocht, zodat er wat meer leefruimte ontstond. Na een fikse verbouwing, natuurlijk allemaal eigenhandig gedaan, was de woning na een jaar helemaal gemoderniseerd. 
Het werd steeds duidelijker dat de winkel eigenlijk te klein was, toen het pand van bouwbedrijf Holwerda te koop kwam was dit een uitgelezen kans om te moderniseren en te vergroten. 

>>>>>>SPAR De Lyts Ein, 2004

In november 2004 werd dan ook de SPAR aan De Lyts Ein geopend. Na 6 jaar werd de naam SPAR gewijzigd in Attent. In de winkel werken Jan en Sjoukje full time. Zij worden daarbij geholpen door Jorrit, Bettina en Remco. Om een kruidenierswinkel in een dorp te runnen is het altijd hard werken geblazen voor het hele gezin. Toch probeert Jan zo nu en dan wat tijd vrij te maken voor zijn hobby, bowlen. 

>>>>>>>>Groentehoek 2015

Jammer genoeg dringt het besef vaak niet tot ons door hoe groot het belang is van onze plaatselijke kruidenierswinkel voor de leefbaarheid in het dorp. Maar Jan, altijd goedlachs, stopt al zijn enthousiasme in een perfecte bedrijfsvoering. Respect had ik al, daar is een stuk bewondering bijgekomen. 


2015 bron Doarpsskille; Bedrijf in Beeld

De Bollenbroeiers

Het lawaai van de radio komt me tegemoet in de loods van de bollenbroeiers. Z'n tien jongelui (meest jongens) zingen luid met de muziek van 3 FM of zo. De luidsprekerboxen staan recht tegenover de lopende band. Tegelijk gaan de handen razendsnel heen en weer om de zwarte plastic bakjes vol te prikken met tulpenbollen (de bollen komen dan klem tussen de  plastic punten).
Er moet flink doorgewerkt worden, want aan het eind van de band moeten de bakjes gevuld zijn.
Daar worden ze op stellages gezet en met een heftruck weggereden.

In de tweede loods zijn nog acht, meest vrouwen en jongeren bezig om mooie bloeiende tulpen af te snijden, te sorteren en te verpakken. Deze worden in bakken weggebracht met de heftruck naar de koelcellen. Verderop worden bakken vol tulpenbollen naar de glazen kas gereden.

Dit bedrijf was het eerste bedrijf wat een plekje vond op het bedrijventerrein 't Oogh. Het tulpenbollenbroeibedrijf van Boate van der Wagen en Leonard Klimstra, twee jonge ondernemers.
Boate van der Wagen is de zoon van Hendrik en Akke, eerder van Bollingwier, nu wonend aan de Ternaarderwei in Wierum.

Boate deed de LTS-opleiding als schilder, maar vond zijn werk bij meerdere bouwboeren. Bij Pieter Braaksma in Ljussens maakte hij kennis met het verbouwen van tulpen.
Na het volgen van een cursus en het deelnemen aan een project met allerhande subsidies kreeg ieder een halve ha. om tulpen te verbouwen in de volle grond, om daarna in de gloednieuwe loods en de kas van 1000 vierkante meter te starten met het waterbroeien van de tulpebollen.
De cursus duurde 3 jaar, waarna het AOC-diploma binnen was.

Leonard Klimstra deed dezelfde cursus. Hij was klaar in 2000. Zij bespraken plannen om zelf iets te beginnen en met hulp van Durk Osinga slaagde dat. Hij was groot promoter van de tulpenbouw en leraar aan de landbouwschool. Hij kende de wegen en regelde een contact met Doarp en Bedriuw (DBF) in Fryslân, die hielp bedrijven in dorpen van de grond te krijgen. Vooral bedrijven die het op eigen kracht niet redden.

Op de Expo 2000 werd een presentatie gegeven. Er was een toezegging om eind 2000 te beginnen met de bouw, maar er ontstond procedureel oponthoud en men moest tijdelijk de bollenbroei in Holwert en Groningen onderbrengen.

In mei 2001 werd begonnen met de aanleg van het terrein en snel erna met de bouw van de loodsen. Doel was één grote loods met kas van 1000 m2, maar dat mocht niet, werd te groot geacht voor een dorp. Daarom zijn er twee loodsen gebouwd door DBF en huurde ieder er één met kas. Het contract met DBF duurt vijf jaar, daarna moet het bedrijf zelfstandig draaien.

Bij de bouw werd veel zelf gedaan, een groot deel van de koelcellen en de buizen voor de verwarming. Timmerbedrijf Holwerda bouwde de loodsen en Van Driesum deed veel werk aan de roltafels.
De computer die zorgt dat ramen zelf open en dicht gaan om de temperatuur te regelen, werd het laatst geïnstalleerd. Daarvoor moest het handmatig en duurde dat een kwartier of met de boormachine tegen de motor aan, boven in de kap. En dat twee keer per dag.
Als isolatie hangen er kleden die automatisch open en dicht gaan om de warmte binnen te houden of verbranden tegen te gaan. Aan de buitenkant van de kas zit een soort noppenfolie als isolatie.

 

Boate vertelt dat het traject van de tulpenbollen begint in juni/juli op 6 ha bouwgrond waar we 350.000 bollen van af kunnen halen. (We kunnen 2.500.000 tulpenbollen jaarlijks verwerken, de rest moeten we inkopen). De bollen worden daarna twee weken op 200C gehouden, daarna 16 weken in de koelcel, waar de spruit tot ontwikkeling komt onder de 9 graden. Daarna worden de bollen opgeprikt, in bakken met water gezet om in twee weken te wortelen op 50C, daarna in de loods op 120C en tot slot twee weken in de kas die constant 16-170C is.
Daarna worden ze geplukt, op de inpaktafel gesneden, gebost en in papier gepakt. Terug in de koeling en ‘s middags rond vijf uur komt de vrachtauto van Faber die ze naar de veiling in Rijnsburg en soms naar Eelde brengt. Ze worden daar ’s nachts verkocht en ’s morgens half 8 kunnen we bellen om te horen wat de opbrengst was. Soms onder de kostprijs, soms weer wat beter.
De uitval is ook van belang, niet iedere bol krijgt een mooie bloem. In het begin was de helft bijna uitval, een oorzaak konden we niet vinden. Maar ook dit hoort erbij als je de natuur wilt manipuleren.


links snijden en bossen


rechts Boate en Leonard

Volgens schema zouden we vanaf augustus alle dagen 28.000 bollen in de koelcel moeten brengen. Eind december kan dan geplukt worden, dat betekent elke dag 28.000 bollen naar  de kas brengen en 28.000 tulpen plukken. Dat kan niet samen, daarom is er veel jeugd die bijspringt en ook leden van de muziekvereniging komen twee avonden per week bollen-prikken voor de clubkas.
Het is zeven dagen per week werken. Er is voor vier maanden vast werk voor acht man.
De andere maanden werken we op het land; aardappels rooien, in de kool etc. Er is volop werk in de landbouw.

Lieuwe Elzinga is nu ook begonnen met bollenbroeien maar dat is geen concurrent.
In ons land wordt constant zo’n 10.000 ha tulpenbollen verbouwd en het areaal van broeiers blijft vrijwel gelijk.
Voorheen kwamen tulpen alleen voor in Holland achter de duinen, totdat verbouw in netten werd uitgevonden. Voorheen kon je in de schoolvakantie met 30 kinderen niet meer dan 3 HA rooien, alles moest omgeploegd en gezocht worden. Nu kunnen we met de rooimachine die Van Driesum ontwikkelde wel een ha. per dag doen.

De Bollenbroeiers deden nog mee aan de uitstalling op de Marneflora waar Pieter Braaksma de eerste prijs won met 9.2 punten, maar de Bollenbroeiers tweede werden met 9.0 punten. Een prima resultaat voor beginners!

Bron: Doarpsskille maart 2002