Nieuws:


Uitgelichte vensters:


6. Dorpsfeesten
Aan de dorpsfeesten deed iedereen mee, het maakte niet uit of je rijk was of arm, gelovig of niet. Het waren feesten van verbroedering, vooral na de bange oorlogsjaren toen er niet te feesten viel. Zo zie ik nog dominee van Andel, anders keurig gekleed, wandelstok tikkend (één tik, nog een tik, nog een tik, en dan een grote zwaai omhoog om de volgende serie van drie tikken in te leiden ) door het dorp wandelend, als volleerde hoogspringer op het feestterein zijn kunnen vertonen. En wat kwam dat kleine manneke hóóg! Op feestdagen was hij ook de dorpssneldichter. In een mum van tijd ging het los."Daar is Eibert (de Vries) die zo blij werd, toen zijn zoon uit Duitsland vrij werd". "Daar is Gert (mijn vader dus), als een hert, hijgend naar een bord met snert." (vader was gek op snert) "Daar is"...en zo ging het door tot en met de letter Z.

7. De Mivon (Middenstandsvereniging Oosternijkerk)
" Wêrom bûten it doarp to keapjen as it hjir to krijen is?" Met deze slogan verdedigden de middenstanders zich tegen de opkomende centralizering van de handel in de handen van enkelen en hielden een jaarlijkse winkelweek om dit streven te onderstrepen. Wie waren die middenstanders?
Ik herinner me Mark Boersma (bakker)
Weduwe Eelkema (levensmiddelen)
Haaike Kingma (melkproducten)
Jaap Berga (kleding - als er iets niet in voorraad was hoorde je: "mevrouw, wurdt net mear brúkt"-)
Jaap Kingma (kapper, met een bordje; "HH.artsen hebben voorrang". Hij was eens met vader aan 't vissen in de Súder-Ie tegen zonsopkomst en slaakte toen de kreet: " O sintsje, ferwaarmje dochs myn kâlde kuten".)
Anne Piepertsje (snoepgoed vooral puntzakjes salmiak voor een halve cent)
Siem Heeringa (bakker)
Tamme Lolkema (melkproducten)
Eibert de Vries (slager, waar vader vroeger in de kost was)
Sieger Rozendal (keukenspul en boerengerei, reed met een dichte wagen ook langs andere dorpen)
Reinder Buwalda (bakker, ik weet nog goed dat zoon Piet met een enorme vierkante korf de broodwaren rondreed al hijgend tegen de strakke wind)
Lieuwe Koopmantsje (rookwaren)
Tamme Soepboer (levensmiddelen) 
Geert Jongeling (levensmiddelen)
Tjeerd Holwerda (slager) e.a. 
Er waren dienstverleners zoals:
Bankier Gerrit Gardenier
Smid Wiltje Rozendal
Postbode Wessel Rozendal (die bijna alles wist van 't dorp)
Sake Postma (schoenreparateur)
Smid Anne van Driesum (als hij een paard besloeg, suste hij "Ho Piet, beste Piet", maar als het paard sloeg was het :"Bliksem Piet"): en anderen.
Een heel aparte dienstverlener was een heel aardige en gemoedelijke man, Pieter Torensma, tonnenophaler, meer bekend als Pieter Húskeleger of Piter Tontsje. Veel mensen vinden dit nu misschien gek, maar die man was extreem nuttig in het straatbeeld voordat de rioleringen kwamen. Het product van zijn ophalen ging naar het Jiskelân waar het in een grote betonnen tank gestort werd. Stiekem heb ik wel eens geprobeerd op de korst van die dikke drab te lopen om te kijken of het wel "hield", maar ben gelukkig niet te ver gegaan in dit pogen. Pieter reed op een paard-en-wagen met drie wielen, een kleine voor en twee grotere achter. In zijn vrije tijd had hij nóg een vreemd bijbaantje, "lykoansizzer". Als er iemand overleden was, kwam hij de huizen langs, gestoken in een zwart uniform met zilveren tressen, trok het bekende begrafenisgezicht en galmde door de deuropening: "Heden is overleden die-en-die", enz.
8. De kerk. 
We waren lid van de Geref kerk aan de Langgrousterwei. Kennelijk zat ik niet genoeg stil, want eens liep smid Van Driesum zijn bank uit en gaf me een flinke draai om de oren (moet je vandaag aan de dag eens proberen) midden in de dienst. Een andere keer riep ds. Brilman van de preekstoel mijn naam omdat ik volgens hem herrie zat te maken op de achterbank: ik ben na de dienst naar de pastorie gestapt, belde aan en heb dominee eens flink gezegd dat-ie goed fout zat met zijn opmerking omdat ik het toen toevallig niet deed.
Als penningmeester van de knapenvereniging ben ik ooit eens op de kansel geklommen om het jaarverslag voor te lezen met de beginwoorden: "Hier sta ik dan om U verslag te doen van het slijk der aarde". 
Bij de hervormde kerk bevond zich de begraafplaats. Als er iemand begraven werd trok iedereen zijn zwarte pak of jurk aan, de vrouwen soms met zwarte sluiers tot bijna op de grond. 'k Heb moeder nog wel zo zien lopen. De klok beierde en men liep drie keer om de kerk (voor het verdrijven van de geesten, is me eens uitgelegd). Ter compensatie was er achteraf koffie met begrafeniskoeken. Beide kerken, hervormd en gereformeerd, zaten in de oorlog en in de na-oorlogse jaren vol, men vond troost in het geloof. Mijn vriend Pieter Gardenier was hervormd, 'k heb nog een Friese bijbel met zijn opdracht voorin in het Fries. Met Piet heb ik eens bij hem thuis de hele Johannes-Passion van Bach beluisterd. 
Ja, en zou ik door kunnen gaan. Over de autoritten samen met vader langs de patienten als hij zijn ronde deed. Over het snoekvissen met hem en zijn sleephengel, langs de wallen van de’ âld-Peazens’. Over de sneuptochten door de velden. Over moeder die ik zag lopen met een "pantsje sop" voor een zieke en bij het afgeven van medicijnen aan de deur. Over de eerste Mickey Mousefilm door Jan Gardenier vertoond. Over...

3. Bonkebrekken.
Zeker is dat ik graag in hoger sferen verkeerde. Zo liep ik eens over de naald van de hoge schuur van Jouke Hoekstra in Bollingwier. En klom ik met Hendrik Heeringa op het dak van de Geref. Kerk dat zó steil is dat we er niet meer af durfden komen toen we in de gapende diepte keken: we zijn met hangen en wurgen toch weer op de begane grond kunnen komen: de voor-oefening op het steile dak van buur Bearn Heeringa had dus toch nut gehad. Ons eigen doktershuisdak was eigenlijk een "makkie". Pogingen om vanaf de nok naar de top van de hoge schoorsteen te verhuizen zijn (gelukkig maar) altijd gestrand, ik zou dat niet hebben overleefd, denk ik. Wel zaten Pieter Post, Wiebe Tolman en ik eens op het dak, toen Wiebe uitgleed en zijn hele been openhaalde aan de scherpe zijkant van de pannen langs de goot die naar beneden liep. Hijzelf durfde niet naar dokter Dekker, want het dak was eigenlijk verboden terrein. 
Over dat dak gesproken: eens was het noorderlicht goed zichtbaar in het dorp en toen heb ik de volgende dag iemand zover gekregen dat-ie een pooslang op de nok van het dak uitkeek richting Nijewier omdat ik gezegd had dat het zuiderlicht te zien zou zijn.

4. De Mûnewei heette toen nog Dokkumerweg. 
Volgens mij woonden er toen, te rekenen vanaf de Geref.Pastorie aan de linkerkant richting Dokkum: familie Walsma, Bearn I.Heeringa, wij familie Dekker, familie Doeke Harkema, familie Dirk Sipma, Weduwe Brunia, familie Bouwe Luinstra, familie Sjoerd Sipma, familie Johannes Elzinga, familie Tolman, en (later) familie Jan Torensma. Aan de rechterkant in het Mûnehûs familie Ljibbe Weidenaar.

5. Sport in Easternijtsjerk.
Dé sport was kaatsen, vaak op een weiland daar bij Ljibbe Weidenaar. Zelf heb ik graag gekaatst  en zelfs wel een medaille gewonnen. Maar met Jan Slim van Langgrou, ex-speler van Sneek met een knoerhard schot, kwam de voetbal in het dorp. We oefenden op een veld even voorbij politieman Tolman en Jan Slim maakte van mij keeper. De doelpalen waren twee hoopjes windjacken en dan maar loeihard op me schieten.
Wij van VVON (Voetbalvereniging Ooster-Nijkerk), verre voorgangers van Ropta-Boys, speelden toen in de formatie 5-3-3. 
De voorhoede: Rienk Blom, Sake Postma, Sietse Blom, Eise Blom en Dicky Gardenier (uit Nes). Middenveld : Minne Eelkema, Wiebren Boelens en Anne Elzinga. 
Verdediging: Dirk Holwerda, ikzelf als keeper en Dirk Walda. Vanwaar akte.
Lang heeft VVON het niet gemaakt want we hadden geen vast veld om te oefenen. Jan Slim bekeek de mogelijkheid om in vv Anjum mee te gaan doen en zo zaten al gauw Eise Blom (midvoor), Anne Elzinga (halfspeler) en mijn persoon (keeper) in het eerste van Anjum en we werden de eerste kampioensclub van Anjum door een gelijkspel (met 0-0) in Leeuwarden tegen Blauw Wit 3. We maakten ook de openingswedstrijd van het nieuwe Kolkenfjild mee (verloren met 2-0 van de zondagsclub Zwaagwesteinde). Omdat we nog geen eigen voetbalshirts hadden, speelden we die laatste wedstrijd in de shirts van de korfbalclub SDO uit Easternijtsjerk. SDO moest Samenspel Doet Overwinnen zijn, maar omdat het niet altijd overwinnen was sprak men ook wel van Sokke Domme Ongelukken.

6. Feestdagen in het dorp. 
Die waren er, en hoe! Dorpsfiguren als b.v. Rieps’ Jantje waren in hun element bij de voorbereidingen van de versierde wagens en op de dag van het defilee zelf. We deden allemaal mee, en de wagens reden ook door de dichtst bijzijnde dorpen. De muziekvereniging U.D.I. marcheerde door het dorp toeterend en blazend op het hoogste niveau. Er waren volksspelletjes op het feestterrein van Anne Ages vlak voor ons huis. Eise Blom en ik waren vaak de omroepers/reporters. Vader Dekker was eens keepster bij het gecostumeerd voetbal, vermomd als een oud tandeloos vrouwtje omdat-ie zijn kunstgebit eruit had gedaan. En ook "meneer van Steen" was er met zijn derde been. 's Avonds was er vaak opvoering van een stuk door De Bûnte Flinters o.l.v. Jaap Hartmans, vaak in de loods van de Gebroeders Van der Lei. Prachtig Fries toneel, zoals alleen Friezen dat kunnen in hun eigen taal. Zo zaten er twee mannen in een bootje dat ze heen en weer schommelden onder het zingen van "Wy gean poeren op ‘e Lauwersee, wy gean poeren, alles ha wy ré, stok en lead dy smiet we yn ‘e boat en de wjirmen ha we by it soad, wy gean poeren"....enzovoort. 
Ik herinner me nog heel goed een scène waarin op de achtergond gezongen werd:"Yn d'íere moarn, as d' ame rûst", en Yme Holwerda over een hek leunde met een wazige blik in de verte, toen een meisje op het toneel verscheen en aan Yme vroeg : "Kin Heit der mar net oerhinne komme?" Waarop een leukerd uit het publiek riep "Yme kin mar net oer dy hikke komme." 
Hartmans was een groot regisseur, leider, schrijver en dichter. Wie kent niet het gedicht dat hij bij het overlijden in Easternijtsjerk van Anders Minnes Wybenga schreef? Anders Minnes was naaste buurman van mijn vrouw te Wetzens waar hij ook begraven is, na zijn laatste jaren in Easternijtsjerk naast de Geref.Kerk te hebben gewoond.

Taspraak op 4 desimber 1997

by gelegenheid fan de earste skeppe yn it nijbouplan Lou Sânen.

Achte oanwêzigen,

Nei 't Piter jim alles ferteld hat oer it ûntstean fan dit nije bouplan oan my de ear om te besykjen jimme út te lizzen hoe't dit plan oan sa'n moaie namme komt: Lou' Sânen.

Lit ik begjinne mei te stellen dat Nijtsjerk rom bemetten is mei moaie histoaryske nammen, ik moat der fuort by sizze dat itselde jildt foar hast alle doarpen om ús hinne. Doe't yn 1973/4 de nammejouwingskommisje gear moast oer nije strjitnammen hat men net blomkes, fûgels en fisken foar kar nommen mar hat men de befolking frege nei besteande nammen, nammen dy't eins al lang yn gebrûk wiene mar nea offisjeel fêststeld wiene. Sa't jim faaks witte waard foar 1974 in letter brûkt en in nûmer: ik wenne doe bygelyks op J (de letter foar Nijtsjerk) 145 F, de skoalle hie J 303, ik wie in jier lang kostgonger by Jehannes en Jel Blom op it adres J 213, ensfh. De earste kear dat de nije strjitnammen brûkt waarden wie op in doarpsjûn ûnder lieding fan Aant de Vries en Piter Buwalda. Se seine net fan "goejûn Nijtsjerksters", mar fan "goejûn minsken fan de Ald Tún, Doktersfiif, Ropsterwei” ensfh.

Guon nammen dy't doe nei foaren kamen wiene al hiel âld, al út de tiid fan it ûntstean fan Nijtsjerk. Dêrby kin tocht wurde oan Ald Each, Berchhuzen, Langgrousterwei en de Grienewei, harren ûntstean leit om 1200 hinne. Ek nammen as De Buorren en de Buorfinne komme foar 1700 al foar. Mear as hûndert jier lyn binne de nammen Bartenswei, Ald Tún en Mûnewei ûntstien.

Fjouwer strjitnammen yn ús doarp binne neamd nei persoanen, persoanen dy't op de ien as oare wize in wichtige rol yn it doarp spile ha en dêrtroch it ferneamen wurdich wiene. Yn 't foarste plak fansels de Foeke Sjoerdsstrjitte, neamd nei de ferneamde skoalmaster en skiednisskriuwer. Dan de Ropsterwei (nei Ropta State) en Sjoarde, neamd nei in famylje dy't hjir om 1500 hinne in stins hie. De Doktersfiif is sa neamd nei in stik lân fan fiif pûnsmjit dat dokter brûkte om syn hynder op rinne te litten, it hynder dat foar de tilbury moast at er nei syn pasjinten ta gie.

Sels foar gebouwen wurde yn ús doarp histoaryske nammen brûkt: doarpshûs De Terp en bar De Donge. De Terp is wol dúdlik en de Donge is in âlde namme foar it rivierke de Peazens.

Mei sa'n eftergrûn is fuort dúdlik dat foar it nijbouplan ek in histoaryske namme betocht wurde moast. Eins wie dat net iens nedich want der bestie al sa'n namme: Lou' Sânen. De twa stikken lân foar de huzen oan de Mûnewei oer ha al lange jierren dizze namme. Al sa lang dat men fan it ûntstean net iens mear wist, de namme waard ek wolris útsprutsen as Louwersânen as soksawat. Dochs waard de namme wol altiten brûkt. At winterdeis de Fiver noch net sterk wie, rieden de bern op Lou' Sânen; de sleat tusken beide stikken lân yn. Elke mem yn Nijtsjerk wist wat in bern bedoelde at er sei: "Ik gean te reedriden nei Lou' Sânen, hear!" As feestterrein is de earste sâne ek noch bekend. Doe't er noch gjin sportfjild De Fiver wie, Russings trije ek noch net brûkt waard, it terrein dat notiids brûkt wurdt, waard Lou' Sânen hjirfoar brûkt.

No de ferklearring fan de namme.

De Sânen yn dizze namme is gau ferklearre; beide stikken lân binne sawat sân pûnsmjit grut, dus net de sâne, sa't it mei ien stik lân fan 7 pûnsmjit wêze soe, mar de sânen. Op sa'n manear hat dizze namme wol wat fan de Doktersfiif, se binne op deselde wize ûntstien.

It foarste stik fan de namme is in stikje doarpsskiednis foar nedich. It docht bliken dat nei 1810 op de pleats fan notiids Jaap Torensma in sekere Lou Piters Heeringa wenne hat. Hy wie in Nessemer fan berte, kaam út in famylje mei aardich modder oan'e kloet dat sadwaande sil er dizze pleats wol keapje kinnen ha. Lou en syn frou Ytsje ha net iens sa hiele lang op dizze pleats wenne, letter wenje se op Bollingwier. Mar de beide stikken lân fan sân pûnsmjit dy't noch altiten syn namme drage (de sânen fan Lou, dus: Lou' Sânen), hat Lou wol yn besit hâlden. De pleats waard ferhierd oan Tseard Sybenga en Sjouke Holwerda en doe't de lêste stoar, dat wie om 1870 hinne, is de âlde pleats ôfbrutsen en kaam dêr de hjoeddeiske pleats mei dy typearjende foarein foar yn 't plak. Dat wie ek it momint dat er wer in Heeringa kaam te wenjen: Bearn Idses Heeringa, oerbernsbern fan niisneamde Lou.

De beide stikken lân ha altiten de namme fêsthâlden fan Lou Piters Heeringa, in namme dy't no dus feriuwige wurdt yn de strjitnamme fan it nije bouplan. Ik hoopje dat de nije bewenners aanst mei nocht oan de Lou'Sânen wenje meie en dat dizze nijbou ús doarp nij bloed jouwe sil en inisjativen foar de takomst. Mocht it nochris safier komme dat de Lou' Sânen folreitsje en dat er in sydstrjitte makke wurde moat, dan binne dêr ek wol histoaryske nammen foar beskikber. De beide stikken lân efter de Lou' Sânen, tsjin de Lyts Ein oan, hieten fan De Kegen en yn it earste stik Keech wie ienris in Dobbe. Oare stikken lân hjir hite fan Bouwe' fjouwer en Thomas' trije. Kar genôch dus. Mar safier is it noch net, earst moatte der huzen boud wurde oan de Lou' Sânen.

Tankewol foar jim oandacht.

De Buorren, 1961. 
Dit is de enige mij bekende foto die vanaf de Boate' Hoeke richting het westen 'kijkt'. Ook de foto's uit Fen Fryske Groun hieronder kijken het westen in.
Links staan twee melkbussen bij de ingang naar de boerderij van Anne Ages de Jong en later Jaap Torensma.
Dan de stellage voor het bord met de aankondigingen/mededelingen bedoeld voor de dorpsgenoten, het huis van transportbedrijf Geert Sijtsma en het hoge dak van de woning bij loonbedrijf Post.
Hier stond tot 1929 de grote boerderij van de familie Heerma. Op 1 oktober van dat jaar brandde deze boerderij tot de grond toe af en pas in 1935 bouwde Kees van der Lei deze woning waarbij in de erachter staande loods een loon- en dorsbedrijf werd gevestigd.
Midden op de foto (met erboven het dak van de hervormde kerk) de zuivelwinkel van Haike Kingma, tot 1956 was hier een smederij.
Helemaal rechts de levensmiddelenwinkel van Romke Adema, voor hem van Pieter en Ymk Terpstra, na hem zijn zoon Broer Adema.
Links ernaast de restanten van een grote kop-hals-romp-boerderij, in 1901 afgebrand en sindsdien werd het voorste stuk in tweeën bewoond.
In de verte is nog net de hoek De Lyts Ein-De Buorren te zien waar drie huisjes naast elkaar stonden, in 1975 afgebroken om plaats te maken voor een woonhuis-postkantoor, nu bewoond door Waatse Elzinga.

De Buorren 1931, 1933, 1934.
Van De Buorren richting hervormde kerk bestaan ook nog drie bijzondere foto’s, afkomstig uit Fen Fryske Groun, een soort voorloper van de Friesland Post van tegenwoordig. Het laat mooi de situatie zien tussen de brand van de boerderij van Gerrit Enneüs Heerma in oktober 1929 en de bouw van De Buorren 6, het woonhuis met loods voor een loonbedrijf van Kornelis van der Lei in 1935.

Op de eerste foto is rechts nog de latere levensmiddelenwinkel te zien en links de woning na 1948 bewoond door Geert Ruurds Sijtsma die er een bodedienst-transportbedrijf had.
Geheel links de klimop van het in 1953 afgebroken huis, bewoond door Jan Tjallings Holwerda.

Op de tweede foto is duidelijk het lege terrein te zien, alles van de afgebrande boerderij is verdwenen, het terrein is al geschikt gemaakt voor Van der Lei.
De bouwsels horen bij de smederij en de slagerij, nu De Buorren 8 en 10.

Op de derde foto is de situatie van nog dichterbij afgebeeld met links het witte hek naar het boerderijgedeelte van de woning van later Geert Sijtsma.
Aan de muur van de smederij hangen ‘silen’, het haamhout waarmee de paarden vast werden gemaakt aan de wagen.
Aan de wit-rood (?) geverfde paal zit een waarschuwingsbord vast, maar waar voor gewaarschuwd werd, is niet duidelijk.
Heel bijzonder is de vorm van de elektriciteitspalen, zo te zien gemaakt om er in te kunnen klimmen.