https://easternijtsjerk.argyf.nl/NL/basistabellen/ondernemersvereniging-58336/navigation=forward


Nieuws:


Uitgelichte vensters:

In 1994 kon men op twee plaatsen in het dorp slagersproducten krijgen, maar er was geen slagerswinkel meer in gebruik in het hele dorp. Dat was de gedachte toen er een folder in de bus verscheen van een reizende slager en bij de slagerij aan De Buorren stond het bordje“Te Koop”. Tijd voor Reinder Tolsma om koffie te gaan drinken bij Pytsje Holwerda-Torensma aan de Doktersfiif, immers zij woonde jarenlang in de slagerij. Hieronder zijn verhaal. Als ik de fiets neerzet gaat de deur al open en in de keuken komt de geur van koffie mij al tegemoet. Het is duidelijk, Brand’e Pytsje is er klaar voor.Pytsje is van oorsprong een Nessemer, geboren aan het pad naar Wie. Nu woont daar Germ Torensma (tantezegger). Er woont heel veel familie in de buurt want pake Geert Torensma kwam uit een groot gezin; Ruurd (de vader van Pytsje), Jan Pieter, Dirk, Tsjitske, Nynke, Gepke, Geartsje en Willemke. De Torensma’s van Nijtsjerk zijn mijn neven en Harm’s Renske, Pytsje Tilkema en Pytsje Weidenaar zijn nichten.Het ouderlijk huis op Wie staat er niet meer, het is helemaal vernieuwd.Vader was een kleine bouwboer / tuinder en dat betekende dat er voor de kinderen na schooltijd werk genoeg was. Pytsje ging tot haar 13e jaar naar school aan de Nijtsjerksterwei, net buiten Nes. Dat was een heel eind lopen vanaf Wie. Toen ze klein waren bleven ze over op school, later liepen ze ook tussen de middag naar huis, want dan moest er warm worden gegeten.Ze aten thuis ’s morgens om 8-9 uur al warm eten, er zijn heel wat klompen versleten en als een klomp stuk was, durfden we dat bijna niet te zeggen want die waren duur genoeg en men had het niet breed. Pytsje zat nog in de 7e en 8e klas, maar doorleren was niet aan de orde. Ze moest naar de boer, bij Van der Kooi bussen schoonmaken (hij had 17-18 bussen) en bussen glad schuren op het boenrek, dat kostte veel tijd.Pytsje ging ook wel op het land werken, naar een andere boer of thuis bij heit. Ze ging niet in de kost bij anderen, maar bleef thuis wonen. Men ging nooit ver weg; naar het ‘vraagleren’ of de meisjesclub, dat was alles.Toen ze later een fiets kreeg gingen ze met Koninginnedag naar Dokkum, dat was een belevenis. Zo kwam Pytsje op Pinkstermaandag in Driezum, daar was een muziekconcours en daar kwam veel jong publiek.  Daar trof ik Brand Holwerda voor het eerst. Het werd slecht weer en we moesten schuilen voor de regen bij een boer op het erf. Brand was de zoon van slachter Tseard Holwerda, maar hij werkte bij de boer. Hij hielp zijn vader al jong met slachten. Trouwens zijn broers Pyt, Jaap en Jelle hadden ook wel slachtersbloed in zich, de laatste twee werden zelf ook slachter. Maar Brand kon de zaak niet overnemen want zijn vader woonde daar nog, er waren nog meer kinderen, hij kon nog niet stoppen met werken.Brand en Pytsje zijn in 1943 getrouwd en woonden zes jaar in Nijtsjerk, drie jaar in een klein huisje achter de Openbare School (waar nu Langgrousterwei 8-10 gebouwd zijn) en drie jaar bij De Tille in een deel van het boerderijtje waar Eppie en Annie Weidenaar woonden.Brand werkte weliswaar bij de boer, maar keek altijd om zich heen of er ergens een slachterij vrij kwam. In die tijd waren er in Peazens twee slachters: Sietse Groen en Evert Meinema. Deze laatste zijn vrouw werd wat ziekelijk en de dokter wilde dat zij stopten met de zaak.Vanzelf had Brand wel zin in een overname, maar dat ging niet zomaar. Hij had immers geen diploma’s, was alleen naar de lagere school geweest en bij de boer. Ja, hij was wel naar een Middenstandscursus geweest in Nes, maar toen hij de eerste keer de meester vroeg “Hoeveel slagen er eigenlijk de eerste keer??”, bleek dat maar een enkeling het haalde, dus toen zei Brand “Dan sjogge jo dizze jonge hjir net wer!”Brand was ook geen ‘leerder’. Daarom werd de toestemming een probleem, hij moest naar de Kamer van Koophandel in Leeuwarden, daar bleek dat ze niet zomaar een vergunning wilden geven. Gelukkig deed toen dokter Dekker een goed woordje voor hem en ook de keurmeesters vertrouwden het Brand wel toe. Ze hadden hem wel aan het werk gezien toen hij in Dokkum voor de distributie slachtte en bij zijn vader zagen ze hem ook regelmatig. Zo kreeg hij een vergunning, maar wel met één voorwaarde, hij mocht alleen maar in de gemeente Oostdongeradeel een slachterij hebben. Toen moest er vanzelf ook nog geld komen en dat was voor een boerenarbeider niet eenvoudig. Sparen kon in die tijd haast niet, men had het elke dag nodig.De ongeveer vierduizend gulden voor de slachterij in Peazens kon Brand lenen van een particulier en gelukkig konden ze daarna altijd aan hun verplichtingen voldoen. Ruim hadden ze het niet, een klantenkring moest opgebouwd worden. En naast de slachters in Peazens was Willem van der Meulen er nog van Nes die ook slachtersproducten aan de man bracht. Daarom deed Brand ook nog wel wat dingen ernaast, zoals schapen scheren achter de dijk of hooien en tarwe snijden met de sikkel, bij de boer. Hij was immers ervaren.Zo woonden ze zes jaar in Peazens, wat goed beviel, maar het huis werd oud en vroeg om onderhoud (de slachterij was ondertussen afgebroken).Brand had nog altijd veel contacten in Nijtsjerk, want hij slachtte met zijn vader één koe, want ieder een koe dan hadden ze teveel vlees om in een week te verkopen. De ene keer slachtte men in Nijtsjerk en de andere keer in Peazens.Toen Brand een keer in Nijtsjerk kwam, maakte hij een praatje met Eibert slachter (Egbert de Vries), de tweede slachter in Nijtsjerk. Hij woonde in de slagerij aan De Buorren, die nu leeg stond. Eibert wilde eigenlijk wel stoppen, hij had al eerder een huis gekocht en had dus al een woonadres. Wij hebben er heel wat over gepraat, want de koopprijs van de Nijtsjerkster slachterij lag bijna twee, drie keer zo hoog als die van Peazens.Nu hadden we de bank dichtbij, want die werd ook in 1955 gebouwd, het jaar dat wij terug kwamen in Nijtsjerk.Brand zijn vader is met zijn zaak gestopt en toen was er nog maar één slachter meer in het dorp. Die slachterij van Brand zijn vader was op de plaats waar nu Taede Dijkstra ( en in 2024 weduwe Postmus) woont, aan het begin van de Ropsterwei. Het was een heel lang pand en de slachterij was in de hokken achter het huis en als er klanten kwamen dan moesten die in het kleine winkeltje aan de zijkant en de slachter moest een heel eind lopen vanuit huis om daar te komen. Het was echt een ouderwetse boel, maar zo was dat toen en men wist niet beter.Zo waren wij, 23 jaar lang (van 1955-1978) de enige slachterij hier. De vaste klanten in Peazens konden we aanhouden want Brand ging vrijdags voor dag en dauw van bed, maakte allerlei bestellingen klaar en bracht deze op een grote transportfiets in Peazens rond. Later heeft Alberdina Sijtsma voor ons in Peazens bezorgd, eerst op het brommertje, later met het autootje. Jaren aaneen deed ze dat, dat moest ook wel, want als Brand in Peazens was, moest ik de winkel regelen. Dat deed ik wel vaker, maar dan kon ik hem niks vragen. Toen het drukker werd moesten we wel samen de klanten bedienen. Zo leerde ik gestaag alle winkelwerkzaamheden. In het begin deed Brand het vlees en ik de vleeswaren, later leerde ik mij het andere werk ook aan en kon ik me prima redden. Nu was de winkel in beginsel zo klein dat we amper samen konden bedienen: een deur (aan de kant van Kingma, de oostkant), een raam en het toonbankje ertussen. Als er twee, drie klanten stonden dan dacht de volgende klant die voorbij ging “wat is het hier druk, ik ga maar verder”.Als de deur open ging en het waaide wat, dan vlogen ‘de tientjes’ bijna van de toonbank, zo kon het niet langer.Daarom werd in 1956 de winkel al verbouwd. Een kamertje en een alkoof werden bij de winkel getrokken en zo ontstond er een ruime winkel. Voor het raam was een ‘hang’ en als er een koe geslacht was kwamen twee achterbouten hier aan te hangen met een half varken er tussenin of wat longstukken, een prachtig gezicht. ‘s Avonds stond er ook nog een lichtje op gericht. In 1966 kregen we een nieuwe toonbank en toen is de hang er weggehaald.Het slachten kon Brand niet alleen doen, daar moest hulp bij komen, vooral voor het omhoog takelen van de koe. Brand zijn vader hielp wel, Eibert de Vries wel, maar ook zijn broer Pyt Holwerda kwam regelmatig helpen. Vooral bij noodslachting. Je kon Pyt bij wijze van spreken midden in de nacht wel wakker maken en dan kwam hij. Bij een noodslachting ging Eibert de Vries met de bel het dorp door en riep: “Vanmiddag drie uur noodslachting bij Brand Holwerda. Zegt het voort, zegt het voort”. Ik hoor het hem nog zeggen.Zo’n koe moest worden geslacht aan de Reidswâl met keurmeesters erbij. Werd de koe goedgekeurd dan kreeg je hem thuis en dan stonden de mensen al heel vroeg voor de winkel. Degene die niet zo vaak in de winkel kwam, stond meestal vooraan, want dan was het vlees natuurlijk goedkoper.Of dat voor de slachter nu zo goed was, kan ik niet zeggen, want daarna hoefden de mensen een hele tijd geen vlees meer!Brand kocht de koeien meestal bij vee-kooplui zoals Anders Wijbenga uit Niawier, Johannes en Jelle Holwerda en Ate Feenstra maar ook wel van boer Anema van Nes. Dat was natuurlijk een zaak van ‘handjeklap’ en kijken of ze met de prijs wat bij elkaar konden komen. Ik hoor het Ate nog zeggen “dat beleef jij niet dat je het voor die prijs krijgt”, maar ze gingen wel zo lang door tot de koop gesloten was.Het was niet gemakkelijk een koe te schatten. Stel dat Brand bedacht dat de koe 600 pond zou wegen, maar dat maandags na het slachten bleek dat het maar 550 pond was, dan maakte dat nogal verschil in de verdienste. Ik kwam bij het wegen graag even om het hoekje kijken en dan zei ik: “Zit er ook een bloesje aan,” dat was natuurlijk gekkigheid, maar het geslachte gewicht was voor ons wel van groot belang.Brand is ook wel met een koe door het dorp geweest, meestal met Sinterklaas. De mensen mochten dan het geslachte gewicht raden en degene die er het dichts bij zat kon een rollade winnen. Sommige mensen zaten er wel honderd pond naast. In de beginjaren werd ook wel ‘huisgeslacht’. Dan bracht een boer een varken bij ons, Brand slachtte deze en het varken werd gezouten en dan kregen de mensen de rauwe ham (skinke) en spekranden weer thuis die ze vervolgens in de schoorsteen hingen om te roken en in de spekkast werd opgeborgen. Dat spek was heerlijk, iets aparts.Rond kerst was het natuurlijk razend druk. In die tijd was het al gewenst dat een baas zijn werkers een kerstpakket gaf en daar zat vaak een rollade bij. Dan kwam Pyt meestal helpen. Het was een keer zo koud dat de bloemen op de ramen stonden en dat wij vanwege de koude handen het niet meer uithielden in de slachterij. Ik moet zeggen dat Brand eigenlijk nooit koude handen had, maar ik wel hoor. De rest van de rollades hebben we toen maar in het keukentje klaar gemaakt, daar was tenminste nog een kacheltje aan. Die rollades was een heel gedoe om uit te zoeken wie een varkensrollade wilde, wie een koe en wie een half-om-half. Wanneer we voor Peazens, Nijtsjerk en De Skûle in Metslawier (de slachters van Nijewier, Moarre en Brand hadden om de maand daar de leveranties) en soms ook nog de vleesprijzen voor het kaarten, dan was dat een heel gedoe waar we ’s avonds vroeg al aan begonnen. Toen Boate, zijn oomzegger, van school ging, hij had op de ambachtsschool voor timmerman geleerd, had hij ook wel zin om slachter te worden, hij had het slachtersbloed ook in zich. Dus zo werd hij slachtersknecht bij ons. Hij ging toen nog één dag per week naar Leeuwarden om te leren en dan kreeg hij Brand zijn auto mee. Met deze auto begon hij ook te venten in Peazens en zo ging dat tot aan zijn diensttijd. Toen hij uit dienst kwam wilde hij wel wat anders en werd hij ook te duur voor ons, zo ging Boate bij andere slachters aan het werk en was Brand weer alleen.Hij slachtte toen zelf niet meer maar ging naar de Feenstra’s in Dokkum, zocht daar een koe uit en kreeg deze kant en klaar geslacht thuis.Prijzen van vlees weet ik niet meer zo goed, maar in de Peazemer tijd kostte een pond vlees f 2,80, dat weet ik nog, want op een keer kwam de slachter van Nes bij ons die zei dat er eigenlijk een dubbeltje bij het vlees op moest, dat werd f 2,90 en de mensen klaagden dat het zo duur werd. Een rol pakpapier kostte toen f 85,00 en je kon amper bedenken hoe snel zo’n rol op was. Vandaag de dag wordt het papier meegewogen, maar dat was toen niet zo, die kosten waren voor ons.Door de week lieten de mensen de boodschappen meestal opschrijven. Vrijdagsavonds maakte ik dan de rekeningen klaar en zaterdags haalden de mensen nog weleens wat en dan op papiertjes de bedragen optellen (ook wel drie keer, want je wilde geen fout maken). Nu gaat alles elektronisch en wordt alles tot op de cent uitgerekend. Pas later kregen wij een kassa.Met het gewicht ging het net zo. Was het vlees een half onsje te zwaar, dan kon je het er maar afsnijden, want ze hadden een pond vlees besteld. Dat halve onsje belandde dan bij het gehakt en dat was natuurlijk goedkoper, zo had je daar weer verlies van. In 1978 heeft Boate de slachterij van ons over gekocht. Wij zijn toen naar de Langgrousterwei 38 verhuisd, die huizen waren net klaar. Jammergenoeg hebben we daar samen maar twee jaar gewoond want Brand stierf al in 1980, na een lange ziekte. Hoewel hij wist dat hij dat niet zou overleven, hield hij altijd de moed erin, hij kon het aanvaarden. Dat maakte het voor mij gemakkelijker. Hij had altijd een vrolijke aard, zelfs in moeilijke tijden kon hij dat volhouden.Sinds vier jaar woon ik nu aan de Doktersfiif, dat andere huis werd te groot met drie slaapkamers. Het is hier behendiger, de slaapkamer is beneden en ik red het zo prima.Dan komen de foto’s op tafel die hier een plekje kregen bij het verhaal.Terwijl ik naar huis fiets, bedenk ik hoe het is afgelopen met de slachterij. Boate Holwerda, hij kon dezelfde gevelsteen aan de muur houden met “B. Holwerda, slagerij”, heeft niet zo lang in de zaak gezeten. Schreiber nam de zaak toen over en zette een Haaksma in de slachterij. Durk Hansma kwam na hem en goed twee jaar geleden kwam Willem Ypma aan beurt. Deze zomer ging de winkel dicht en kwam er een bordje “Te Koop” op het raam. Dat briefje is er nu af, maar ik denk niet dat er weer een slager op deze plaats zal komen. Op ‘kofje by, 1994 september (omgezet naar Nederlands Annie Bremer dec 2024) 

Ald Tún, 1934. Gezien vanuit De Buorren richting Nes. Dit punt wordt vaak de Nesser-hoeke genoemd. Voordat er straatnamen kwamen in Easternijtsjerkerk (1973-1974) werd deze buurt (eerst) de Tunen of (later) de Nijbuorren genoemd, waarschijnlijk vanwege de nieuwe huizen die er in de dertiger jaren werden gebouwd. Het huis links op de foto is al van 1909 en werd jarenlang bewoond door de familie Blom. Tussen de beide huizen op de foto werd in 1921 een pakhuis gebouwd voor koopman Sijtse R. Blom, deze familie had jarenlang een aardappelhandel. De boerderij rechts is van de familie Stiemsma maar werd ook jarenlang bewoond door Riep en Jantsje Blom. De ruimte tussen de huizen en de boerderij was toen nog opvallend leeg. De weg lijkt aan een opknapbeurt toe, maar ja, veel verkeer was er in die dagen nog niet, op paard-en-wagens na. Volgens een oude ansichtkaart werd de weg naar Nes ook wel ‘Vaartweg’ genoemd. Ald Tún, 1937. In een paar jaar tijd veranderde er veel aan de Ald Tún, zie ook de foto uit 1934. Eerst bouwde Thomas de Wilde een woning met timmerloods (achter de boom in het midden van de foto) en direct daarna bouwde de firma De Wilde een woning voor de familie Stiemsma, de buurlui op de boerderij even verderop, maar nu onzichtbaar door de bomen en nieuwe huizen. De weg ziet er wat beter uit, het robuuste hek aan de rechterkant van de weg mag er ook zijn. De elektriciteitspalen zijn nog volop aanwezig. In 1959 is de laatste ruimte op dit stuk Ald Tún nog weer opgevuld met een blokje twee-onder-een-kap-woningen. Daar woonden toen Riemke de Wilde-Hoekstra inn het eerste huis en Taede en Aukje Weidenaar in het tweede. Verderop richting Nes staan nog meer huizen, zodat deze straat in totaal 32 nummers telt, dus 16 huizen aan deze kant van de straat. Bij vergroten van de foto blijken er rechts op de achtergrond vier scheepjes te liggen, de andere palen zijn van de elektriciteit. Van Wiltje Rozendal is bekend dat hij turfschipper was en verderop aan Ald Tún woonde. Rechts, niet zichtbaar op de foto, was het pakhuis van Slagter en Zwart waar kunstmest werd opgeslagen. Allemaal bedrijvigheid en werk voor de schippers. De Opslag aan Ald Tún, 1931.In december 1931 stond deze foto in Fen Fryske Groun: de haven van Easternijtsjerk. Aan de wal liggen zeker vijf schepen, misschien wel zes want of er toen al electriciteitspalen aan it Ald Tún stonden? Turfschipper Rozendal, die zelf in de huizen op de achtergrond woonde, zal er zeker bij zijn geweest, waarschijnlijk ook het beurtschip van Liekele de Boer, maar misschien had die toen ook al een motorboot. Dan waren er bietenschepen en schepen die de kunstmest naar het kunstmestpakhuis brachten. Er wordt ook op sommige schepen gewoond want de was hangt vrolijk aan de lijn te wapperen. De boerderij links, tegenwoordig vrijwel door een haag aan het oog onttrokken, werd gebouwd in 1874 en jarenlang bewoond door leden van de familie Stiemsma (Douwe, Yme, Louw, Jacob, Trijntje), tot in 1937 Riepke en Jantje Blom-Sipma er kwamen wonen. De huizen rechts behoren tot wat vroeger ‘De Tunen’ werd genoemd. In 1832 stond hier maar één huisje, rond 1860 vond er een ‘explosie’ aan nieuwbouw plaats zodat er op een gegeven moment maar liefst 17 gezinnen op deze plek woonden. Vier gezinnen alleen al woonden in één woning, It Roekenêst. Toen er in de jaren 60 van de vorige eeuw nieuwe huizen in het dorp werden gebouwd, verdwenen langzamerhand de mensen en woningen van deze plek tot er nu nog twee gezinnen wonen.    

Op 28 februari 1910 keurde B&W van Oostdongeradeel de tekening goed die Anne Ypes Jousma, timmerman aan De Lyts Ein, gemaakt had van een stelpboerderijtje dat hij wilde bouwen voor de heer Fokke Meinsma. Dit boerderijtje zou komen te staan aan de weg van ‘Nijkerk naar Bollingawier’.Honderdvijftien jaar later is er veel veranderd aan de door Jousma gebouwde boerderij. Zo werd er in 1934 een ‘lyts hûs’ bijgebouwd door timmerman Theunis Aukes Faber, zoals op de foto uit ongeveer 1955 te zien is. Ook aan dat lyts hûs is weer veel veranderd door de verschillende bewoners:1910-1945 Fokke Meinsma, daarna Pope Meinsma en nog eens Fokke Meinsma, drie generaties Meinsma, van beroep gardeniers. In 1973 was het een recreatiewoning, ‘bewoond’ door de Duitse familie Petzold. Deze heeft er veel aan verbouwd. Sinds 1987 woont de familie Eelkema er. Sjoerdsje Faber sinds een aantal jaren in het voormalige Lyts Hûs.De foto geeft een aantal prachtige details weer. Zo staan er twee melkbussen aan de weg te wachten op de melkrijder, of heeft hij ze juist weer teruggezet?De elektriciteitsdraden geven ook een al lang vervlogen tijd weer: alles gaat nu ondergronds.Wat dacht u van die prachtige ‘dongbult’, direct rechts van de ingang, de ‘homeie’, de houten hooiwagen met grote wielen, de giertank die al klaar staat, de ‘jarrebak’? En hoe verhard is de weg? Dit was de hoofdweg van Ternaard naar Mitselwier. Van al die bomen aan de rechterkant van de foto zijn er nog precies twee over (of er staan twee nieuwe!). Misschien zelfs is alleen de kastanjeboom aan de voorkant van de boerderij overgebleven. Wat er nog wel is gebleven dat is ‘it ûleboerd’. In de stijl van Nes, met een tulp in het midden. Om de herinnering vast te houden aan ‘hoe het eens was’, staat hieronder  nog de oude tekening uit 1910.

In juli 2004 verhuisde bouwbedrijf Holwerda van De Lyts Ein naar 't Oogh. Al zo'n 125 jaar was er een timmerbedrijf op de hoek van De Lyts Ein en De Buorfinne. Sinds oktober 2004 is die plek ingenomen door Jan Mook met zijn SPAR-supermarkt. Hij kwam van De Buorren 11, waar 65 jaar lang een winkel heeft gezeten. Deze plek op De Buorren heeft een veel langere geschiedenis dan De Lyts Ein 7, een geschiedenis die teruggaat tot het ontstaan van ons dorp. Deze verhuizingen van twee middenstanders vormden de aanleiding voor het schrijven van twee essays. De andere keer ging het om De Buorren 11 en nu staat De Lyts Ein 7 op het menu. Dit huis aan De Lyts Ein 7 met bijgebouw(en) wordt beschreven vanaf de stichting tot aan vandaag de dag. Daarom moeten we nu teruggaan naar ongeveer 1876. De bouw van een nieuwe school op dit terrein ging niet door, deze nieuwbouw was een van de plannen om de toestand van het openbaar onderwijs in ons dorp te verbeteren. Anne Ypes Jousma ziet nu kansen om op deze plek een nieuwe herberg met timmerwinkel neer te zetten. Voorheen was hij, sinds 1873, eigenaar van de herberg op Bollingwier (nu familie Roodt, Bollingwier 21). Ook daar had hij een timmerwinkel achter de herberg gebouwd en op het aangrenzende terrein nog twee huizen (in 1931 onbewoonbaar verklaard en afgebroken). Toen hij deze herberg verkocht, stelde hij één voorwaarde: “…de tapkast met toebehoren en de winkelborden met winkelartikelen en gereedschap zijn niet bij de verkoop inbegrepen en behoudt de verkoper aan zich..” Deze waren uiteraard bedoeld om te worden gebruikt in de nieuwe herberg aan De Lyts Ein. In februari 1878 kocht Jousma voor f 600,- een stuk grond van de kerkvoogden van de voormalige Buurfenne en in maart vroeg hij aan B&W: "Daar ik van plan ben op de zogenaamde Buurfenne een nieuw huis en een doorreed te bouwen, ter uitoefening van een timmermans- en herbergiers affaire, mij autorisatie te verlenen om de bestaande sloot langs de kunstweg naar Bollingawier, naast de Buurfenne, over een lengte van 30 meter te mogen dempen." Hij krijgt toestemming en daarmee wordt een begin gemaakt met het dichtgooien van de sloot richting Trijehuzen. In juni schrijft Jousma in de krant dat de "nieuwgebouwde herberg" op 8 juni geopend zal worden en vlak voor de winter is het geheel klaar en Jousma stelt zich via een advertentie aan het publiek voor: Uiteraard is het pand in de loop der tijd gerenoveerd, maar het oude interieur is nog duidelijk zichtbaar. Als je van De Lyts Ein de voordeur in ging, “A. Jousma, Vergunning" stond er boven in het raam, dan kwam je in een lange gang met een estriken vloer. Dat waren hele mooie estriken: grijs met roodachtige sterren (zouden ze nog onder de houten vloer zitten??). Achter in de gang, aan de rechterkant, was een wenteltrap die naar boven leidde. Aan de linkerkant bevonden zich de woonkamer en de keuken, met daarachter een gang die helemaal achter het huis langs naar de timmerwinkel ging. Rechts kwam men in de gelagkamer. Over deze tapkamer heeft Anne Jousma, de schrijver (Anne Ypes Jousma was zijn grootvader), eens een gedicht geschreven: Taepkeamersfinster O, koe ik jitris foar dat nea forgettentaepkeamersfinster sitte op sneintomoarnen sjuch de swarte tsjerkegongers oan,dy’t nei de preek op Bollingwier tasetten. As Pake stiek in sneinssigaerke oanen Beppe hie de sneinske kofje yngetten,dan digere ik om fierrens, oft ik net inlokaeltsje riden seach op Dokkum oan... Nei Dokkum…en ’t soe fole fierder kinne…nei Ljouwert…en dan withwersanne hinne,nei fiere stêdden fan de skoallekaert Fier oan de kimen fan it libbenspaedblinkt noch dat finster yn de simmersinne:in oare wrâld-, fan dizze fier fandinne Vanuit de timmerwinkel kwam men in de doorreed, de plek waar de boeren hun paarden konden vastbinden als ze wat kwamen drinken, of een verkoop of vergadering wilden bijwonen. Er moet ook een stal voor de paarden zijn geweest. Het betreft het deel dat dwars op De Lyts Ein staat en dat in de jaren tachtig nog een doe-het-zelfzaak was (zie tekening en foto).Jousma is hier niet lang gebleven, althans niet in het begin, want om een mij onbekende reden wilde hij zijn herberg en timmerwinkel in 1880 al weer verkopen "wegens vertrek naar elders". (Noot 1)           Hij kan blijkbaar niet genoeg beuren naar zijn zin (het gevraagde bedrag van f 3889,- is een stuk minder dan het bedrag dat hij bij verkoop van de herberg op Bollingwier zou hebben gekregen: f 5000,-) want in de komende jaren gaat hij over tot het verhuren van zijn zaak, terwijl hij zelf in Groningen belandt. De eerste huurder was Klaas Tiedes Bijlsma, maar hij bleef niet lang in het pand en ging in 1883 failliet. De zaak wordt opnieuw verhuurd en nu wordt Sake Veenstra voor drie jaar de nieuwe kastelein en timmerbaas. Maar ook Veenstra kan mogelijk de huur (van f 125,- per jaar) niet meer betalen, want hij stopt ermee in 1886. Het zijn de slechte jaren tachtig van de 19e eeuw, het valt niet mee om een stuk brood te verdienen. Het is niet voor niets dat veel mensen in die jaren naar Amerika gaan om daar een nieuw leven op te bouwen. Anne Jousma geeft het blijkbaar op want hij komt terug van Groningen en wordt zelf weer gebruiker van herberg en timmerwinkel. De familie Jousma bleef tot 1954 eigenaar/gebruiker van het bedrijf. Volgens de verhalen van Anne Jousma in zijn boek "Dêr’t de woartels lizze", was pake Anne Ypes Jousma de kastelein. De zonen Jan en Wiltsje waren de timmermannen en Ype de tekenaar. Ype mocht vanwege hartproblemen geen zwaar werk doen, hij kon ontzettend mooie bouwkundige tekeningen maken (ik heb daar al een aantal mooie voorbeelden van gezien) en deed verder wat licht werk in de werkplaats. Ype en Wiltsje bleven lange tijd vrijgezel, pas in 1920 trouwde Wiltsje, met zijn nichtje Dirkje Minnema. De herberg bleef bestaan tot ongeveer 1930, toen oude Jousma op 86-jarige leeftijd overleed. Er was al niet veel klandizie meer, een enkeling dronk nog eens een glaasje, een ander haalde nog een fles vol, dat was het wel zo'n beetje. Op 1 januari 1920 had de oude Jousma zich al teruggetrokken uit de timmerzaak en deed het bedrijf over aan zijn zonen.Ype A. Jousma woonde destijds in de zaak, Jan A. Jousma woonde op Griene Wei 1 en Wiltsje woonde op De Lyts Ein 11 (nu Cor Dijkstra). Hij kocht dat huis in 1927 van de weduwe van Ype Grijpstra voor f 2012,-. Ype overleed in 1941 en vervolgens kwam Wiltsje terug in de zaak wonen. De oude herberg en timmerzaak werd toen in twee delen bewoond:Oostkant:                        Westkant:1931    Jaap Hartmans            1930    Ype Annes Jousma1938    23 maaie Folkert Theunis Faber    1942    Wiltje Annes Jousma1939    Lieuwe Meints Jousma        1944    Roelof Landman1942    Wiltje Annes Jousma            1945    Wiltje Annes Jousma1945                        1947    Jan Klazes Minnema1947    Wiltje Annes Jousma            1951    Tjerk Hendriks Mulder1952    Wed. W.A. Jousma            1952    Frans Dirks Bosch1954    Johannes Murks Kingma        1954    J.M. Kingma1955    Harm Tjeerds Holwerda        1955    H. Holwerda Wiltsje Jousma woonde en werkte in de zaak tot aan zijn dood in 1952, toen hij 74 jaar oud was (dit laatste is misschien niet helemaal waar, want er werd niet veel meer in de werkplaats gedaan). Weduwe Dirkje Jousma-Minnema bleef hier nog twee jaar en droeg de zaak daarna over aan buurman Johannes Murks Kingma. Daarmee kwam ook een einde aan het gescheiden gezinsleven, aangezien de familie Kingma alleen in dit huis woonde.Johannes Kingma woonde jarenlang (sinds 1937) een huis verderop aan De Lyts Ein, op nr. 9, waar nu Bauke Postmus woont. Hij had het gekocht van Theunis Aukes Faber en gebruikte een schuur, die stond op de plek waar nu de oprit naar het terrein achter de huizen is, als werkplaats. Toen Wiltsje overleed, wisselden hij en Dirkje Jousma van huis. (De comparanten verklaarden dat in verband met deze ruil geen van beide partijen enige schadevergoeding verschuldigd is, aldus de koopakte!); zo had hij meer ruimte om zijn bedrijf te runnen. Het "Kingmantsje", zoals hij genoemd werd, kreeg echter reumatiek en moest zijn bedrijf verkopen (hij vertrok naar een fabriek voor gewapend beton in Kampen), ook al ‘had dat heel wat voeten in aarde’. Hij had het al meerdere keren in de krant gehad, want hij wilde het per see aan een hervormde timmerman verkopen. Dat was toen nog zo, mensen die hervormd waren gingen meestal naar een hervormde timmerman, en omgekeerd gingen de gereformeerden natuurlijk naar een gereformeerde timmerman. Toen kwam hij naar Harm Holwerda en zei: "Als ik het dan toch aan een gereformeerde moet verkopen, dan moet jij het maar hebben.” Holwerda en zijn buurman Boate Kooistra (zij woonden aan de Langgrousterwei op nummer 35 en 37) verhuisden naar De Lyts Ein, Kooistra naar nummer 11 en Holwerda naar nummer 7 en binnen een week was het allemaal rond.Toen het gezin Holwerda naar De Lyts Ein kwam, ze ruilden met Kingma, zag het er niet zo goed uit: Kingma zat midden in een verbouwing en er was maar één kamer af en twee kamers boven, verder was alles bijna kaal, de gang achter het hele huis was ook al weg. Zie de tekening. De eerste tekening toont de voorgevel toen het huis nog als café-timmerwerkplaats in gebruik was, met rechts de doorreed. Bestaande voorgevel Na verbouw Het is opvallend hoe hoog het woonhuis is, ten opzichte van de Werkplaats (1954) Hier ziet u de situatie na de verbouw. Het grootste verschil zit in de verhoogde zijmuren om ruimte te krijgen op de zolder en de aangepaste ramen: die in de tapkamer zijn verplaatst en hebben geen roedes en er is een extra raam (van het toilet) toegevoegd naast de voordeur. Ook binnen is alles veranderd, wat u kunt zien op de oude plattegrond.    Harm Holwerda was de zoon van slager Tseard Holwerda, die vroeger in Peazens woonde, maar later een slagerij aan het begin van de Ropsterwei kreeg (nu woont mevrouw Postmus daar, in een nieuwer huis). Harm werd timmerman bij Simon Zijlstra (had een timmerwerkplaats in de oude Openbare School en ging na 1950 naar Eanjum) en legde de eerste steen van de eerste huizen die aan de Buorfinne werden gebouwd (waar Wytse en Janny Dijkstra later woonden), dat was in 1947. Direct daarna moest hij naar Indië, vanwaar hij in 1950 terugkeerde. Vervolgens kwam hij als knecht terecht bij Douwe Visser in Peazens, zij hadden immers nog enige banden met Peazens: vader Tseard Holwerda was daar slachter-timmerman. In de winter slachtte hij en in de zomer was hij timmerman-metselaar. Hij moet het station in Eanjum nog hebben opgemetseld, zei hij altijd. Broer Brand Holwerda was ook slachter geweest in Peazens. Dat werken in Peazens duurde totdat Kingma bij hem kwam.Ruurd Braaksma was knecht bij Johannes Kingma en werd overgenomen door Harm Holwerda. Zo begonnen ze samen deze nieuwe zaak, dat is dit jaar (2005) 50 jaar geleden. In eerste instantie bestonden deze werkzaamheden vooral uit ‘kleine karweitjes’, zoals een nieuwe vloer, deur of kozijnen, hier een nieuwe kast met planken en daar bij de grote schoonmaak een nieuwe dorpel. Als de koeien in het voorjaar naar buiten gingen, gaf dat meestal ook voor de timmerman werk. De eerste grote klus was de sloop en volledige herbouw van de zaak van Siemen Heeringa, bakker aan de Foeke Sjoerdsstrjitte, dat was in 1956. De bouw van zo'n huis betekende in die tijd heel wat, omdat ze maar met z'n tweeën waren, hadden ze bijna een half jaar werk. Alles moest met de hand gebeuren, er waren vrijwel geen machines. De gereedschappen en materialen kwamen in een karretje (twee wielen en een handvat) achter de fiets en daar ging het heen. Zo zijn in die beginperiode ook de huizen van Jabik Meinsma (nu Tsjally Postmus op De Terp), De Buorren 30 en het huis De Lyts Ein 1 gebouwd, terwijl het huis Griene Wei 4 volledig werd verbouwd.Deze eerste werkzaamheden vonden vooral in het dorp zelf plaats, pas in 1958 kwam er een groot karwei bij Jensma in Hantum, toen werd ook de eerste auto aangeschaft. In eigen dorp kon de kar nog altijd dienst doen, al werd daar toen meestal een bromfiets, het was een Flandria, voor gebruikt! >>>>>>>>Foto H.Tj. Holwerda 1958   Het grotere werk kwam in latere jaren, vooral van Woningstichting Oost-Dongeradeel. Zo heeft Holwerda in heel wat dorpen bejaardenwoningen gebouwd, ook in ons dorp: eerst werd de eerste kleuterschool (uit 1959) afgebroken en op die plek kwamen de eerste drie bejaardenwoningen van de Doktersfiif, dat was in 1973/4. Dit soort huizen, bijvoorbeeld in Nijewier en Eanjum, wordt nu gesloopt of moeten compleet gerenoveerd worden.In 1974 werden ook enkele "bungalows" gebouwd, aan de westkant van de Griene Wei en in Mitselwier. Het was de tijd dat zoon Tseard van de MTS kwam en zijn plek in het bedrijf vond. Een jaar later werden de woningen aan de overkant van de Griene Wei gebouwd voor de Woningstichting en daarna kwam zo langzaamaan de Nijbuorren aan beurt.In Peazens was altijd veel werk voor de Holwerda's, eerst voor de Peazemers zelf en later voor de Duitsers die de vissershuisjes opkochten. Het moet te maken hebben gehad met de band die de Holwerda's met dit dorp hadden, zoals hierboven uitgelegd. Het is gebeurd dat Gé en Meint een heel jaar lang werk hadden in Peazens en dat alleen maar voor kleine klusjes!Dit was de tijd dat er hoe langer hoe meer mensen in het bedrijf kwamen. Na Ruurd Braaksma kwam Gé Riemersma, toen Meint Meinema en Mense van der Wagen (die er ook al bijna 40 jaar werkt) tot er zo'n 15 tot 20 man werk vonden bij bouwbedrijf Holwerda! Er was een eigen metselaarsploeg, er waren verschillende uitvoerders en daarnaast werd er ook veel werk uitbesteed, zoals stukadoorswerk. Er was werk genoeg en zelfs grotere klussen werden steeds vaker aangenomen. De aardappelloodsen van Schroor in Wierum waren de eerste in 1979 en verder was er altijd veel werk voor de Friese Mij op Ropta (nu HZPC research). Het bedrijf van Holwerda is daar wel eens een jaar lang aan het werk geweest.Het eigen bedrijf aan De Lyts Ein werd eigenlijk te klein en werd daarom in 1980 geheel verbouwd. Over de oude schuur heen werd een grote loods van 6 meter hoog gebouwd (het werk moest wel doorgaan!). Vervolgens werd alles binnenin afgebroken en werd er een betonnen vloeren gelegd, waarop een aantal modernere machines werden geplaatst. Juist in die tijd liep de bouw sterk terug en Harm Holwerda zei eens tegen Tseard: "Waar zijn we met deze loods eigenlijk aan begonnen!" Er moesten een aantal werklui worden ontslagen, er bleven er nog zo'n acht over. Er kwam nog een opleving toen bouwbedrijf De Wilde ermee stopte en Holwerda een paar mannen overnam, maar er zijn nooit weer zoveel mannen bij dit bedrijf in dienst geweest als toen, een stuk of vijf of zes, dat was het wel zo'n beetje.In die drukke periode had het bedrijf een tijdje een eigen boekhouder in de persoon van Ljibbe Jaap Bergema. Hij had een eigen, heel klein 'kantoortje' aan de achterkant van het huis, bijna in de schuur ingebouwd. Ljibbe Jaap werkte via Oostergo en had een heel kaartsysteem opgezet met vakjes voor "crediteuren en debiteuren", de facturen schreef hij nog met de hand. Harm en later Tseard deden dat ook lange tijd. Tegenwoordig gaat alles natuurlijk via de computer en komen de rekeningen ook iets sneller bij de klanten aan. Voorheen kwam de rekening pas nadat de klus klaar was.Bangma en Raadsma uit Dokkum waren de vaste leveranciers van hout. Steen, zand, portland en dergelijke kwam van Vermeulen, later NVB-Vermeulen genoemd. Dat bedrijf stond op de plaats waar nu de Action in Dokkum is. Alles werd per schip aangevoerd en vervolgens naar de verschillende timmerlui in de omgeving gebracht. Steen werd meestal per vrachtwagen aan de bouwput afgeleverd, de mannen moesten vervolgens de vrachtwagen met de hand legen. Alles op de schouders, soms in de steenkruiwagen, en vervolgens in een blok opslaan. Als zo'n vrachtwagen pas rond vier uur kwam, precies op het moment dat de mannen wilden vertrekken, dan hadden ze de pest in want dan hadden ze nog wel even werk!Alles van metaal kwam van Raadsma IJzerhandel. Dat bedrijf zat toen nog in een prachtig oud pand aan Breedstraat, met grote pilaren ervoor.Het meeste materiaal werd direct naar de bouwplaats gebracht, thuis was er niet veel ruimte om het op te slaan. Het schuurtje, later de loods, was al snel vol; Natuurlijk moest er ook ruimte blijven om te kunnen werken, zoals het maken van kozijnen, het maken van trappen en het maken van deuren. Dergelijke werkzaamheden werden toen door de timmerman zelf uitgevoerd en niet uitbesteed, want zo had men ook weer werk. Ook werden er polsstokken en sleeën gemaakt en in het begin maakte het bedrijf ook karren / wagens.Het maken van doodskisten was aanvankelijk ook een taak van de timmerman, al maakte Harm Holwerda ze niet meer zelf. Hij kreeg er een hekel aan, want dan moest hij ook nog naar al die begrafenissen. Toen Siemen Jongeling bode werd, vroeg hij of die de leveranties van kisten op zich wilde nemen. Die was wel geïnteresseerd, want daar werd wel aan verdiend. Holwerda heeft wel vreemde dingen meegemaakt en het verhaal van "De Boer", zoals Bearn Heeringa zichzelf noemde, is vaak verteld. Heeringa nam Holwerda mee naar het kerkhof om hem precies te vertellen hoe hij begraven wilde worden in de grafkelder van de familie. Ze lagen op de knieën op het kerkhof en Heeringa legde aan Holwerda uit: "Als De Boer er niet meer is, dan moet je dat zus en zo doen..."Om ruimte te winnen werd er aan de westkant van de schuur een dichte loods met een plat dak gebouwd. Daar stond de auto in, een Chrysler, maar alles was net breed genoeg om erin te kunnen rijden. Johannes Holtewes merkte dit op omdat hij, in plaats van de auto, de hele deur eruit reed.Achter het huis was ook niet veel ruimte, dus werd er geleidelijk meer grond bij gekocht toen de mogelijkheid zich voordeed. Eerst werd er een stuk land gekocht van Dirkje Jousma-Minnema, later wilde Elzinga wel een stukje van zijn grasland missen. Toen Elzinga overleed, werd er nog wat gekocht en uiteindelijk werd het kleine, schuine puntje grond dat er eerst was, uitgebreid tot een groot opslagterrein waar loodsen met materiaal, keten, steen, zand en alles wat erbij hoorde een plek vonden. Om daar te komen werd de oude werkplaats van Johannes Kingma opgeruimd. Tseard en Hanneke Holwerda woonden toen in De Lyts Ein 9 (in die tijd ook helemaal opgeknapt) en daar stond dat timmerhok nog altijd naast. Nadat deze was opgeruimd, kwam er de oprit naar achteren naar het opslagterrein, met daarvoor een netjes hek dat op slot kon.Tseard en Hanneke kwamen in 1985 in De Lyts Ein 7 wonen, toen Harm en Renske Holwerda naar de Mûnewei verhuisden. Tseard heeft het hele pand geleidelijk aan van binnen en van buiten opgeknapt, alleen de keuken is niet veel veranderd. In 2000 werd er nog een kantoor aangebouwd, want er was verder te weinig kantoorruimte voor de computers, printers, etc. Die namen wel veel ruimte in beslag, en zo konden klanten beter worden ontvangen. Er waren toen al concrete plannen om op het nog te realiseren industrieterrein 't Oogh een geheel nieuw bedrijf te vestigen, maar Tseard vreesde dat dit nog wel even zou duren. Dat bleek terecht, want hij kon er nog vier jaar van profiteren voordat het nieuwe bedrijfspand op 't Oogh in 2004 werd opgeleverd en in juni van dat jaar in gebruik werd genomen. Na ruim 125 jaar was er op De Lyts Ein 7 geen timmerbedrijf meer gevestigd.Jan en Sjoukje Mook werden de nieuwe eigenaren en zij bouwen alles om tot een prachtige supermarkt: een SPAR. De zaak is al in oktober 2005 gestart en is het volgen waard, voor een dorp als Nijtsjerk is het iets bijzonders.En wat dacht u van de grote opslagruimte achter De Lyts Ein 7 en 9? Er zijn liefhebbers genoeg die een stuk land willen kopen. Momenteel worden alle bouwmaterialen er weggehaald, de eerste delen zijn al genivelleerd en de kranen draaien.Als ze dan toch aan het graven zijn, vinden ze mogelijk nog het gouden oorijzer dat begraven moet zijn geweest op de plek waar vroeger de herberg en de timmerzaak stonden. Er werd altijd gezegd dat Dirkje Jousma-Minnema dat gouden oorijzer tijdens de oorlog heeft begraven, zodat hij niet in handen zou komen van de Duitsers. De Holwerda's zochten overal, ze leegden een regenwatertank, maar vonden niets.Er is één ding waar Jan Mook zich niet meer mee bezig hoeft te houden: het afleveren van een emmer water bij een eerdere eigenaar. In de koopaktes van 1954 en 1955 (Jousma-Kingma en Kingma-Holwerda) werd gesteld: “De comparante sub 2, heeft het levenslange recht om zonder enige schadevergoeding verschuldigd te zijn, hemelwater op te vangen of te doen opvangen uit de op het genoemde perceel aanwezige hemelwatertank tot een maximum van twintig liter per dag en om voor dat doel het laatstgenoemde perceel te betreden of te laten betreden.”Toen de Holwerda's hier kwamen, moest Renskje elke dag die emmer water naar Dirkje brengen, een heel gedoe natuurlijk. Ze zei dat ze geen kraanwater kon verdragen en dat ze het daarom in de koopakte had laten opnemen. Op een gegeven moment kwam er alleen maar zwart water uit de pomp en zat Renskje met “de handen in het haar”. Ze vroeg zich af of er zoveel vuil in de regenwaterbak zat en hoe moest het dan met elke dag een emmer bakwater brengen? Ze had het snel bedacht, bracht Dirkje een emmer kraanwater en zei verder niets. De volgende dag kwam ze terug met een emmer kraanwater en zei: "Smaakte het water gisteren wat, Dirkje?" Die zei dat het net zo goed was als alle andere dagen en toen vertelde Renskje dat het een emmer met kraanwater was geweest omdat de waterbak zwart water gaf. “Dan kan je voortaan wel kraanwater gebruiken, het maakt immers toch geen verschil”. En zo raakte Renskje van haar dagelijkse verplichting af. Noot 1:In 1880 probeerde Anne Ypes Jousma zijn huis met timmerwinkel te verkopen aan de gemeente, die de zaak voor f 4100,- kon overnemen. Hij wist dat de gemeente op zoek was naar een plek om een nieuwe school en onderwijzerswoning te kopen. B&W praten er twee keer over, want "in deze tijd waarin de huizenprijzen laag zijn", is het natuurlijk een mooie kans om een goede deal te sluiten. Het gaat niet door, mogelijk had burgemeester Abe Sybenga al in gedachten om zijn eigen boerderij aan de gemeente te verkopen als onderwijzerswoning (zie De Buorren 11). Foto De Lyts Ein vóór 1911. Links, achter de huizenrij, zijn de twee deuren van de doorreed te zien. Voor het huis van Joh. Kingma lijkt een enorme slijpsteen te staan.  Foto: Het gehele complex van bovenaf gezien in 2001. Foto:  Toen er nog volop actie was in de timmerwinkel. Links Henk Heeringa en rechts Willem Sonnema (van Eanjum) September 2005

Op 9 augustus 1989 opende Anneke Faber de bloemenzaak op De Lyts Ein 2.Anneke Faber en Tjalling Sijtsma hadden het huis gekocht in 1986.Anneke werkte toen bij de RABO bank. Tjalling bij het PEB.Toen Beppe Jantje Faber-Swart stopte met haar bloemenzaak “Fabers Bloemen” op de Buorfinne, nam Jappie Tanja de verkoop van bloemen over. Maar Beppe had wel een beding afgesproken. Als er een Faber een bloemenzaak wilde beginnen, dan zou Jappie Tanja weer stoppen met de verkoop. Op het moment dat Beppe stopte was Anneke nog te jong. Maar ze ging in de avonduren leren en een dag per week naar een particuliere vakopleiding in Aalsmeer, waarna ze ook het landelijk examen deed (Vakdiploma Bloemschikken) en glansrijk slaagde voor theorie en de praktijk werkstukken.Ondertussen waren ze het huis, de voormalige bakkerij van Piet Buwalda, aan het verbouwen en maakten er een fraaie bloemenwinkel van. De winkel werd geopend onder de naam Bloemen Annefloor, zo hielden ze Open Huis en ontvingen ze vele gasten en felicitaties.In oktober 1989 komt er een bericht in de krant dat Bloemen Annefloor genoodzaakt is de naam van de bloemenspeciaalzaak te wijzigen en verder gaat onder de naam Bloemen Annesythia.Anneke adverteerde in de krant, clubbladen en Doarpsskille met opvallende teksten in de advertenties opgenomen (zie foto).Al na twee jaar was uitbreiding van de winkel noodzakelijk geworden. Er is een aanbouw gemaakt vóór de bestaande winkel. Zo kon het assortiment uitgebreid worden. Naast tuin- en kamerplanten, boeketten en bloemschikkingen, kwam er nu glaswerk, potterie en droogbloemen bij en vele cadeau-artikelen.Bruidsboeketten, corsages, bloemstukken op auto’s, grafstukken, er werd veel aandacht besteed aan dit speciale bloemwerk. Aleida Cuperus was de eerste vaste medewerker in de winkel. Zij werd opgevolgd door Natasja Iedema en Baukje van der Hout die beiden tot de overname van de winkel  zijn gebleven. Ook Dieta Holwerda heeft een tijd meegewerkt in de bloemenzaak.Anneke stond verschillende keren op de Expo, de eerste keer nog vóór de winkel open was, in 1989. Ze waren toen al wel bezig met het maken van plannen voor de verbouwing van de bakkerij. De EXPO was toen een mooie manier om alvast reclame te maken voor de opening in augustus. Vader Theunis Faber had alle bloemen en planten ingekocht en de verkoop deed ze met haar ouders, Tjalling en broer Theun.Ook in 1991, 1993 en 1995 was ze van de partij en was vooral druk met de aankleding van stands van andere bedrijven en het leveren van bloemen voor de diverse activiteiten in en rond de Expo. Voor elk seizoen kreeg de winkel en het assortiment een nieuwe look.Er zijn ook honderden kaatskransen gemaakt, een heel karwei, waar ze al vroeg in de week aan begon. De bloemen moesten volop in bloei zijn en het groen als basis moest om de krans vastgezet worden. Eerst een stalen frame, later werden hoepels van wilgenteen gebruikt als basis.Het was en werd steeds drukker met een winkel aan huis. En met alle hulp in de winkel en in huis, bleek de zaak niet rendabel en altijd druk.Vóór kerst 1996 is de winkel dicht gegaan en verhuisde de familie Sijtsma - Faber naar Dokkum. Naschrift:In 1997 begon ze haar eigen administratiekantoor: Bureau Faber. In dat jaar begon ze ook de boekhouding te doen van Faber Bloementransport, toen nog een vennootschap van haar ouders en beide broers. Vanaf 2004/2005 deed ze ook personeelszaken van het bedrijf. Na de opleiding Toegepaste Bedrijfskunde, werd het aandeel in Faber Bloementransport steeds groter (administratie, financiën, personeelszaken en managementondersteuning). Later werd Anneke Faber mededirectielid in het familiebedrijf Faber Bloementransport. mei 2024



Nomineer een onderwerp voor deze dorpscanon