Bollenbroeicentrum


Bollenbroeicentrum
©: Reinder Tolsma

Het lawaai van de radio komt me tegemoet in de loods van de bollenbroeiers. Zo'n tien jongelui (meest jongens) zingen luid met de muziek van 3 FM of zo. De luidsprekerboxen staan recht tegenover de lopende band. Tegelijk gaan de handen razendsnel heen en weer om de zwarte plastic bakjes vol te prikken met tulpenbollen (de bollen komen dan klem tussen de  plastic punten).
Er moet flink doorgewerkt worden, want aan het eind van de band moeten de bakjes gevuld zijn.
Daar worden ze op stellages gezet en met een heftruck weggereden.

In de tweede loods zijn nog acht, meest vrouwen en jongeren bezig om mooie bloeiende tulpen af te snijden, te sorteren en te verpakken. Deze worden in bakken weggebracht met de heftruck naar de koelcellen. Verderop worden bakken vol tulpenbollen naar de glazen kas gereden.

Dit bedrijf was het eerste bedrijf wat een plekje vond op het bedrijventerrein 't Oogh. Het tulpenbollenbroeibedrijf van Boate van der Wagen en Leonard Klimstra, twee jonge ondernemers.
Boate van der Wagen is de zoon van Hendrik en Akke, eerder van Bollingwier, nu wonend aan de Ternaarderwei in Wierum.

Boate deed de LTS-opleiding als schilder, maar vond zijn werk bij meerdere bouwboeren. Bij Pieter Braaksma in Ljussens maakte hij kennis met het verbouwen van tulpen.
Na het volgen van een cursus en het deelnemen aan een project met allerhande subsidies kreeg ieder een halve ha. om tulpen te verbouwen in de volle grond, om daarna in de gloednieuwe loods en de kas van 1000 vierkante meter te starten met het waterbroeien van de tulpebollen.
De cursus duurde 3 jaar, waarna het AOC-diploma binnen was.

Leonard Klimstra deed dezelfde cursus. Hij was klaar in 2000. Zij bespraken plannen om zelf iets te beginnen en met hulp van Durk Osinga slaagde dat. Hij was groot promoter van de tulpenbouw en leraar aan de landbouwschool. Hij kende de wegen en regelde een contact met Doarp en Bedriuw (DBF) in Fryslân, die hielp bedrijven in dorpen van de grond te krijgen. Vooral bedrijven die het op eigen kracht niet redden.

Op de Expo 2000 werd een presentatie gegeven. Er was een toezegging om eind 2000 te beginnen met de bouw, maar er ontstond procedureel oponthoud en men moest tijdelijk de bollenbroei in Holwert en Groningen onderbrengen.

In mei 2001 werd begonnen met de aanleg van het terrein en snel erna met de bouw van de loodsen. Doel was één grote loods met kas van 1000 m2, maar dat mocht niet, werd te groot geacht voor een dorp. Daarom zijn er twee loodsen gebouwd door DBF en huurde ieder er één met kas. Het contract met DBF duurt vijf jaar, daarna moet het bedrijf zelfstandig draaien.

Bij de bouw werd veel zelf gedaan, een groot deel van de koelcellen en de buizen voor de verwarming. Timmerbedrijf Holwerda bouwde de loodsen en Van Driesum deed veel werk aan de roltafels.
De computer die zorgt dat ramen zelf open en dicht gaan om de temperatuur te regelen, werd het laatst geïnstalleerd. Daarvoor moest het handmatig en duurde dat een kwartier of met de boormachine tegen de motor aan, boven in de kap. En dat twee keer per dag.
Als isolatie hangen er kleden die automatisch open en dicht gaan om de warmte binnen te houden of verbranden tegen te gaan. Aan de buitenkant van de kas zit een soort noppenfolie als isolatie.

 

Boate vertelt dat het traject van de tulpenbollen begint in juni/juli op 6 ha bouwgrond waar we 350.000 bollen van af kunnen halen. (We kunnen 2.500.000 tulpenbollen jaarlijks verwerken, de rest moeten we inkopen). De bollen worden daarna twee weken op 200o C gehouden, daarna 16 weken in de koelcel, waar de spruit tot ontwikkeling komt onder de 9 graden. Daarna worden de bollen opgeprikt, in bakken met water gezet om in twee weken te wortelen op 50C, daarna in de loods op 120o C en tot slot twee weken in de kas die constant 160-170 o C is.
Daarna worden ze geplukt, op de inpaktafel gesneden, gebost en in papier gepakt. Terug in de koeling en ‘s middags rond vijf uur komt de vrachtauto van Faber die ze naar de veiling in Rijnsburg en soms naar Eelde brengt. Ze worden daar ’s nachts verkocht en ’s morgens half 8 kunnen we bellen om te horen wat de opbrengst was. Soms onder de kostprijs, soms weer wat beter.
De uitval is ook van belang, niet iedere bol krijgt een mooie bloem. In het begin was de helft bijna uitval, een oorzaak konden we niet vinden. Maar ook dit hoort erbij als je de natuur wilt manipuleren.


links snijden en bossen


rechts Boate en Leonard

Volgens schema zouden we vanaf augustus alle dagen 28.000 bollen in de koelcel moeten brengen. Eind december kan dan geplukt worden, dat betekent elke dag 28.000 bollen naar  de kas brengen en 28.000 tulpen plukken. Dat kan niet samen, daarom is er veel jeugd die bijspringt en ook leden van de muziekvereniging komen twee avonden per week bollen-prikken voor de clubkas.
Het is zeven dagen per week werken. Er is voor vier maanden vast werk voor acht man. De andere maanden werken we op het land; aardappels rooien, in de kool etc. Er is volop werk in de landbouw.

Lieuwe Elzinga is nu ook begonnen met bollenbroeien maar dat is geen concurrent. In ons land wordt constant zo’n 10.000 ha tulpenbollen verbouwd en het areaal van broeiers blijft vrijwel gelijk.
Voorheen kwamen tulpen alleen voor in Holland achter de duinen, totdat verbouw in netten werd uitgevonden. Voorheen kon je in de schoolvakantie met 30 kinderen niet meer dan 3 HA rooien, alles moest omgeploegd en gezocht worden. Nu kunnen we met de rooimachine die Van Driesum ontwikkelde wel een ha. per dag doen.

De Bollenbroeiers deden nog mee aan de uitstalling op de Marneflora waar Pieter Braaksma de eerste prijs won met 9.2 punten, maar de Bollenbroeiers tweede werden met 9.0 punten. Een prima resultaat voor beginners!

Bron: Doarpsskille maart 2002

© Tekst: Reinder Tolsma © Foto voorblad: Reinder Tolsma
Lees meer

Gerelateerde informatie


OnderwerpenFoto’s