Jaap Hartmans, gardenier en skriuwer
Geboren in 1895 als zoon van Melis en Trijntje Hartmans-Koopmans op Bollingwier nummer 3. Dat was een boerderij die in de jaren ’70 van de vorige eeuw in brand geraakte. Nu staat er een royale burgerwoning. Vader Melis Hartmans moest in de voor de landbouw moeilijke jaren rond 1900 afstand doen van de boerderij en werd kroegbaas in café ‘It Hoekje’, hoek De Buorren-Langgrousterwei.
In 1917 verhuisde het gezin naar De Lyts Ein 15 waar Melis tot zijn dood in 1950 als gardenier en bietenagent zou wonen en werken. Zoon Jaap nam zijn taak als bietenagent in 1947 van hem over.
Jaap had de pech dat hij voor zijn nummer in 1914 in dienst moest, net toen de Eerste Wereldoorlog begon. Daarom was hij al die tijd gemobiliseerd in Brabant.
Hij was in zijn jonge jaren erg sportief en won verschillende prijzen bij het kaatsen en ook behaalde hij het Elfstedenkruisje voor de tocht in 1941. Daarnaast fokte hij kippen en konijnen; achter de woning stonden daarvoor meerdere hokken. Ook daarmee veroverde hij prijzen.
Na de lagere school volgde hij de ULO in Dokkum, maar maakte die niet af. Toch kreeg hij een administratieve baan bij een verzekeringsmaatschappij, eerst in Leeuwarden en na 1930 bij de ‘Maatschappij tot Onderlinge Verzekering tegen Brandschade Oost- en Westdongeradeel’, in het dorp beter bekend als ‘East en West’.
Dat betekende dat hij heel veel op zijn fiets onderweg was: elk jaar de voorraden aan vee en veevoer bij de verzekerde boeren opnemen, met de hooiroede de temperatuur opnemen bij gevaar voor hooibroei, rekeningen rondbrengen enz. Ook als bietenagent was hij vaak onderweg, bij het bestellingen opnemen, maar ook bij de aflevering in het najaar. Als de bieten korf voor korf in het schip werden geladen stond hij op de oever de aantallen te turven, een fris karweitje soms!
Hij trouwde met Alida Vreeling en het echtpaar kreeg een dochter Alie en woonde in de ene helft van het huis aan De Lyts Ein, op nummer 15, zijn ouders in de andere helft op nummer 13. Na zijn pensioen in 1961 ging het gezin naar Wolvega, geboorteplaats van Alida. Daar zou hij in 1969 overlijden, 74 jaar oud. Zijn vrouw overleed 15 jaar later, 79 jaar oud.
Van zijn vader Melis kreeg Jaap zijn talent voor het schrijven van verhalen. Zijn vader schreef zelf weliswaar niet, maar kon prachtig vertellen en menig verhaal van zijn vader schreef Jaap later op in zijn publicaties. Jaap zelf zal al tijdens zijn mobilisatie in Brabant lid geworden zijn van de ‘Jongfryske Mienskip’, opgericht in 1915 met veel kritiek op de, volgens de jongeren, ouderwetse manier van schrijven van de oudere generatie Friese schrijvers. Van Hartmans zijn een paar pennevruchten uit die beginperiode bewaard gebleven: een verslag van een vergadering in ‘Frisia’ uit 1920 en een gedicht in ‘Sljucht en Rjocht’ uit 1919. Werk van hem uit die periode is moeilijk te vinden omdat hij steeds ondertekent met alleen een ‘H’.
In 1922 bedankt hij voor de Jongfryske Mienskip, maar treedt later toch weer toe want in 1956 schrijft hij als secretaris de leden aan voor een vergadering en ondertekent met: ‘J. Hartmans, skriuwer’. In datzelfde jaar staat zijn gedicht ‘Fries om utens’ in de Leeuwarder Courant.
Waarschijnlijk heeft hij door het bedanken voor de JFM en de drukke werkzaamheden jarenlang niet geschreven. Na de oorlog komt er weer werk van Jaap Hartmans beschikbaar, op een bijzondere manier totstand gekomen.
Na de bevrijding in 1945 kwam het gezelschap van Tetman de Vries in Easternijtsjerk een revue opvoeren. Dat was een groot succes en daarom vroeg de Oranjecommissie, waar Jaap zelf lid van was, hem: ‘Kinsto net sa’n revue foar ús dorp skriuwe?’ Hartmans nam de uitdaging aan en in januari 1946 was de revue ‘Bûnte Flinters’ gereed. Een eigen ploeg dorpsgenoten, onder de naam ‘Selskip Hartmans’, heeft deze revue verschillende malen in de dorpen rondom gespeeld, met groot succes. Hartmans zelf was de regisseur en dat was hem wel toevertrouwd want regisseren had hij al jarenlang gedaan voor een toneelploeg in Mitselwier. Elk jaar op Nieuwjaarsdag voerde de vrijzinnige toneelclub van dat dorp in Café Veldzicht een toneelstuk op.
De muziek voor Bûnte Flinters had hij overgenomen van Tetman de Vries, maar dat mocht bij opvoeringen natuurlijk niet. Daarom heeft Evert Blom, uit een zeer muzikale familie, de muziek bij de versjes geschreven waarbij hij tijdens optredens zelf de zangers op piano begeleidde. De opbrengst van de optredens ging naar de ‘Stichting 1940-1945’ en het Rode Kruis. Vele optredens volgden en in 1947 kwam de Bûnte Flinters weer naar eigen dorp in een ‘forwaerme’ loods van Van der Lei.
Tien jaar later werd de Bûnte Flinters weer opgevoerd tijdens de dorpsfeesten, maar in een sterk gewijzigde vorm want alle scènes over de oorlog waren verdwenen, ook in 1949 had hij al wijzigingen aangebracht. Eigenlijk was deze revue toen een compilatie van drie door hem geschreven revues omdat hij van mening was dat een revue actueel moest zijn.
In de jaren ’80 van de vorige eeuw nam de toneelploeg van Easternijtsjerk de naam ‘De Bûnte Flinters’ aan en in 1991 tijdens de eerste dorpsreünie is de oorspronkelijke voorstelling nog eens opgevoerd.
Intussen was Hartmans ook actief met kindertoneel. Dat deed hij voor de kinderen van de openbare lagere school van Mitselwier, van de oudercommissie was hij voorzitter. Maar liefst vier jaar achter elkaar zorgde hij voor een toneelstuk dat ook in andere dorpen (door de ouders) werd opgevoerd. Zelfs een heuse ‘operette’ van zijn hand werd in 1951 ten tonele gebracht.
Na 1957 heeft hij nog een aantal revues geschreven waaronder in 1968 zijn laatste, ‘Omke’, in drie bedrijven. Hij woonde toen al in Wolvega.
Hoe werkte Hartmans aan zijn revues? Zat hij alleen op zijn studeerkamertje te werken? Wel nee! Hij deed zijn ideeën op in het gewone leven, bij zijn werk, op straat of waar dan ook. Zag of hoorde hij iets dat hem geschikt leek, schreef hij dat op en werkte het later uit. Hij zat dan in een grote ‘rookstoel’, zo eentje met brede armleuningen. Als verzekeringsman had hij allerlei papieren voor taxaties e.d. en achterop schreef hij met potlood zijn teksten. Zo’n revue bestond dus eerst uit allemaal losse briefjes met tekst, pas later schreef hij in een soort groot notulenboek, waarvan er nog een paar bewaard zijn, die teksten tot een geheel uit.
Bij zijn overlijden in 1969 lagen er op zolder twee vol geschreven notulenboeken met als titel: ‘Lyk heit it my fortelde en ik it sels belibbe’. Vrouw en dochter wisten dat Hartmans daarin beschreven had hoe het leven er in de Dongeradelen zo’n 100 jaar terug uit zag. Het waren vooral de verhalen van zijn vader Melis Hartmans. Ze brachten die boeken naar Anne Jousma, groot vriend van Jaap Hartmans.
Al sinds 1918 kwam Anne Jousma geregeld op zondagavonden naar de familie Hartmans, zijn opa woonde op hetzelfde streekje huizen, om naar de prachtige verhalen van Melis Hartmans te luisteren. Jaap had Anne ook bij de Jongfryske Mienskip gehaald. Jousma legde contact met de Fryske Akademy en na zijn bewerking van de notulenboeken van Hartmans verscheen in 1974 als nummer 453 van de Fryske Akademy het boek ‘Om Nes en Nijtsjerk hinne, noed en nocht foech hûndert jier lyn’. Het zijn verhalen van de boer en de arbeider, het dorp, de school en de schoolmeester, de kinderen, de zeelui, de visjagers en visverkoopsters, het leven in en om de boerderij, het loten, het kaatsen, de notaris, moeilijke tijden enz.
Een prachtige nalatenschap van een helaas vergeten schrijver, een boek om nog eens in rond te neuzen en de wereld in Noordoost-Fryslân van 100 jaar geleden opnieuw te beleven!
Colofon
De Doarpsskille, maart en juni 2014