Toen er nog een gracht rondom het terrein van de pastorie liep, stalde de predikant zijn paard in het op het terrein aanwezige koetshuis. Daar stond dus het paard, de koets, maar soms waren er ook een geit, kippen en konijnen. Ook was er plek voor de nodige brandstaf, hout en turf. De predikant kon het terrein bereiken over een dam in de gracht aan de voorkant aan De Buorren. De gemeente had niet de beschikking over een verenigingsgebouw, daarvoor werd het kerkgebouw gebruikt. Vergaderingen van de gemeente, maar ook oefenavonden voor de zangvereniging, samenkomsten van verenigingen enz. vonden plaats in het kerkgebouw. Als consistorie werd tot 1915 gebruik gemaakt van de pastorie: predikant, ouderlingen en diakenen moesten dan over straat naar het kerkgebouw lopen. Zo rond 1910 gingen er stemmen op in de kerkenraad om het koetshuis te bestemmen als verenigingsgebouw, de predikant zou vervangende ruimte krijgen.