De Sint Cecilia-2 Het interieur


De Sint Cecilia-2 Het interieur
©: RT

Aan de ingangspartij onder het orgel is nog goed te zien dat oorspronkelijk de zitplaatsen in het schip in twee rijen waren opgesteld; bij de vernieuwing van 1935 is dat veranderd in de huidige opstelling. Ook de herenbanken (voorheen in het koor van de kerk) werden toen verplaatst. Een gedenkteken in de zuidmuur herinnert er nog aan:

"Dit bedehuis der vaderen
Van binnen vernieuwd
Uit 's Heeren hand
Weer in gebruik genomen
Den 25 juli 1935"

Het Comité Vernieuwing Interieur was voor een en ander verantwoordelijk en heeft de kosten buiten de kerkvoogdijkas weten te houden.

De preekstoel stamt uit de 18e eeuw en is waarschijnlijk gemaakt door de Dokkumer houtsnijwerker Yge Rintjes. Rond 1770 heeft deze in meerdere dorpen in de omgeving sterk op elkaar gelijkende kansels gemaakt. De kansel heeft als bijzonderheid twee versierde trapleuningen, waar één versierde leuning gebruikelijk is. De hoekversiering van de kuip bestaat uit vruchten, bladeren en bloemen, terwijl de panelen eveneens ingelegd zijn met deze voorwerpen. Dit alles in rococo stijl. Het voorste paneel heeft tevens een voorstelling van een adelaar, het symbool voor de Evangelist Johannes. Onder de panelen loopt een nu lege banderol waarop nog wel te zien is dat er letters hebben gestaan. Op de meest rechtse is met enige fantasie nog ‘Nieukerkes’ te zien, maar waarschijnlijk staat er ‘Lieuwe Sipkes’. Duidelijkheid hier omtrent is niet te verkrijgen aangezien de Kerkboeken (de boeken van de kerkvoogdij) pas na 1825 beginnen.

Aan de trap is een koperen hand vastgemaakt die het doopbekken draagt. Dit geheel is volgens de diaconieboeken in 1783 gemaakt door Saco van Aalsum en heeft 88 - 7 - 0 carolusguldens gekost en de "koperen Drajer tot het gebruik van de doopbekken” nog eens 28 carolusguldens. Volgens een opgave uit de 19e eeuw stond er op het doopbekken te lezen: "Den 6 November 1783 doe deese Doop bekken is gemaakt waren Douwe Wierds en Geert Johannes Diakenen". Echter als je tegenwoordig het doopbekken bekijkt, is daar helemaal geen inscriptie op te vinden. De oplossing werd enkele jaren geleden gevonden toen de directeur van museum ’t Coopmanshuis in Franeker in een zilvercatalogus dezelfde inscriptie vond, een inscriptie dus die niet op het doopbekken te vinden was. Uit de catalogus blijkt ook dat er een meesterteken van Pieter Meeter, Leeuwarden 1783, op het bekken is afgebeeld. Mogelijk was de in de diaconieboeken genoemde Saco van Aalsum de leverancier, maar Pieter Meeter de maker van het bekken. Na enig speurwerk werd in een niet meer gebruikte kluis in de kerk het zilveren doopbekken teruggevonden! Kennelijk heeft de kerkvoogdij een koperen kopie van het zilveren doopbekken laten maken (om diefstal van het kostbare zilveren werkstuk te voorkomen?) en was men dat in de loop der tijden vergeten: bij het dopen werd immers steeds het koperen doopbekken gebruikt!
Maar van welk jaar was nou die oude kluis in de Sint Ceciliakerk, waar de oudheden in worden bewaard? Er is daarvan geen aankoopbon gevonden, maar op 17 maart 1892 is in de kerkenraad besloten dat er een kluis zou worden gekocht.

Het in 1985 gemaakte doophek vormt een eenheid met de kansel en heeft zes hoekvazen, waarvan de twee van de doorgang van jonger datum zijn (in empire stijl). Op het doophek staat nog een lezenaar met in de voet een voorstelling van een geopend boek.

Tegenover de preekstoel staan twee dubbele herenbanken uit dezelfde tijd als de kansel, eind 18e eeuw. Het is niet meer bekend wie deze banken heeft (hebben) laten maken. Ook de op de banken afgebeelde wapens geven daaromtrent geen zekerheid. De rechterbank heeft boven, gekroond door de burgerkroon, een blauw blind wapenschild. Tussen de spijlen van het achterschot rococo alliantiewapens. Het vrouwelijk wapen heeft de halve Friese adelaar en drie klaverbladeren; het mannelijk wapen een man met knots onder een boom. Het opzetstuk op de tweede bank heeft eveneens alliantiewapens, waarin op het vrouwelijk wapen elementen uit de Botma-familie of de Heeringa-familie voorkomen (drie vissen). Beide families hadden in de 18e eeuw vertegenwoordigers in Easternijtsjerk. Het mannelijk wapen op deze bank heeft een zwaan, een klaverblad en een snoer. Volgens een kenner van de heraldiek zijn de wapens op zekere tijd opgeschilderd door een ‘dorpsverver’ die ongelukkigerwijs verkeerde kleuren aan de wapens heeft gegeven.

Op deze herenbanken staan tien koperen blakers, welke voorheen op de banken in het schip hebben gestaan. In de kerk hangen nog drie twaalfarmige koperen kronen, eveneens uit de 18e eeuw, tegenwoordig in de verlichting bijgestaan door grote witte bollen, maar in de 19e eeuw door zes hanglampen.

Colofon

De Sint Cecilia te Easternijtsjerk, Reinder Tolsma, 2023

© Tekst: Erthee © Foto voorblad: RT
Lês mear

Relatearre ynformaasje


OnderwerpenFoto’s