Bakkerij van Dellen


Bakkerij van Dellen
©: Annie Bremer

Op 'e Kofje By...

De sluiting van de bakkerij van Van Dellen, op 29 augustus 2009 was een 'mooie' gelegenheid voor in lekker kopje koffie….(en wat erbij vanzelf) bij Boate en Annie van Dellen-Riemersma.

Mijn pake was nog boer in Groninger Opeinde, maar heit is bakker geworden. Hoe dat zo gekomen is, weet ik niet, maar de beide oudste broers werden boer en de derde broer van heit werd bakker. Wellicht is heit daardoor ook bakker geworden.

Toen hij 15 jaar was heeft ie eerst een poos bij zijn broer in Idaard gewerkt, later heeft ie nog in Twijzel gewerkt en met zijn 16e jaar werkte hij bij een bakker in Kollumerpomp. In Groningen heeft hij zijn vakdiploma’s gehaald en in “De Pomp” leerde hij mem kennen, ze zijn in oorlogstijd getrouwd. Dat was wel een zorgelijke tijd want heit zat “in de leeftijd”, ze hebben hem ook opgepakt (een paar weken na zijn huwelijk) en naar Duitsland gestuurd om daar te werken. Hij heeft een jaar in de omgeving van Osnabrück gezeten en toen is hij er tussenuit gepiept. Terug op “De Pomp” moest hij natuurlijk onderduiken, bij boeren in de buurt; overdag uit het zicht en ‘s nachts op pad, zo ging dat toen. Mijn broer Klaas is nog tijdens de oorlog geboren, daarna zijn ze naar Eanjum getogen.

In Eanjum had je in die tijd de zogenaamde “Centrale Bakkerij Het Noorden”, een soort van coöperatie. Er waren toen drie bakkers die elk een aandeel in bezit hadden, één van hen was zo’n beetje de chef. Eén daarvan, Anne Broersma, hield daar in 1946 mee op, heit heeft hem uitgekocht en kreeg zo een derde deel in de Centrale Bakkerij. Daar had hij het geld niet voor, dat moest hij lenen en het heeft lang geduurd voor hij dat had afgelost.

De Centrale Bakkerij zat toen in hetzelfde gebouw als waar onze bakkerij in Eanjum later ook altijd zat (Foarstrjitte 16), het is een heel oud gebouw, de oudste delen zijn van ong. 1630. Wij woonden zelf aan de andere kant van de straat, ik ben daar in 1946 geboren, ús Durk een paar jaar later. De Centrale Bakkerij was in het laatste oorlogsjaar echt een “centrale” bakkerij' want door de krapte aan brandstof werd alle brood voor Oostdongeradeel daar toen gebakken. De bakkers uit de andere dorpen hadden om beurt “dienst” in Eanjum en ventten het brood (door de bodedienst gebracht) later in het eigen dorp uit.

In 1962 heeft heit de andere aandeelhouders Plantinga en Haaksma uitgekocht, liet een huis in de bakkerij maken en sinds die tijd was het pas echt Bakkerij Van Dellen, alhoewel  de naam Het Noorden nog lang gebruikt is. Anne Heeringa heeft ons jaren lang geholpen als knecht voordat broer Durk en ik voor vol mee konden draaien.

Durk zat eerst op de tuinbouwschool maar moest van heit bakker worden. Hij had eigenlijk liever trucker willen worden, maar in die tijd was het zo dat de ouders baas waren en dan had je het maar te doen, er werd wel over jou gepraat, maar niet met jou. Maar ja, dat was toen zo. Zelf ben ik na de lagere school direct twee jaar naar de bakkers-vakschool in Leeuwarden gegaan. Ik zat nog op school toen ik vrijdags en zaterdags al werkte bij een bakker in Veenwouden om een paar zakcenten te verdienen. Ik sliep daar boven de bakkerij. Via het leerlingstelsel kwam ik bij een bakker in Stroobos terecht, een zekere Gernaard. Het waren nog jonge mensen en ik heb daar een mooie tijd gehad. Zondagsavonds ging ik er op de fiets heen want maandags moest ik om zes uur beginnen. Door de week stompte de bakker met een stok tegen de zolder om mij wakker te maken want ook daar sliep ik boven de bakkerij. Zaterdags begon ik om drie uur. Na het bakken begon om ong.10 uur het venten, in Stroobos zelf met de bakfiets en buiten het dorp met de auto, de baas en ik samen. Ik verdiende toen f 25,- en als ik zaterdagsavonds thuis kwam, gaf ik alles aan mem en kreeg ik f 5,- terug als zakgeld.

Ik ben daar een dik half jaar geweest want toen kocht heit de Centrale Bakkerij over en moest ik thuis meehelpen. Toen verdiende ik f 7,50 per week, nou ja, verdiende, het was meer een zakcentje. Met Annie ging het eigenlijk precies eender, die heeft altijd zonder loon in de winkel gestaan, het hoorde gewoon bij haar taak. Daar hoef je vandaag de dag niet meer mee aan te komen, nu willen de vrouwen niet meer voor niets in de zaak meewerken (en gelijk hebben ze). Dat hebben wij later zelf met Rudolf anders gedaan, als hij ons hielp in de bakkerij dan kreeg hij daar een goed uurloon voor.

Heit heeft de Centrale Bakkerij, die in de loop der jaren wat verwaarloosd was, zo langzamerhand er weer wat bovenop geholpen. Er waren toen nog twee bakkers in Eanjum, dus genoeg concurrentie. Heit nam alles aan wat hij kon krijgen. Zo hebben we jaren aaneen brood geleverd aan Schiermonnikoog. Een bakker daar stierf en de weduwe wilde wel doorgaan met de zaak, wij bakten voor haar het brood wat in grote bakken met de boot over werd gebracht. Voor verschillende kleine winkels en melkboeren in de dorpen hebben wij gebakken, soms hadden we wel 15 adressen om af te leveren!

Vooral in de zomertijd, als er veel toeristen op het eiland zaten, werd het bij ons in de bakkerij wel eens hectisch, zoveel moest er dan geleverd worden, immers al die andere adressen moest ook bediend worden, dat ging gewoon door. Wij hebben eens gehad dat we zoveel broodjes moesten bakken dat wij dat niet meer aankonden. Er werd een opbolmachine aangeschaft die direct werd geplaatst en in actie kon.

Heit begon zondagsavonds vaak al om 12 uur te bakken en ging soms hele dagen door tot ’s avonds zes uur, zaterdags ging hij vaak helemaal niet naar bed. Wij ventten meestal ’s morgens in het dorp en ’s middags buiten het dorp: 

Van de Alddyk onder Ljussens tot Keegstra bij de Ganzenpolder onder Ezumasyl. Durk met de bakfiets en ik met heit in de auto. Heit heeft nog met de hondenkar gewerkt maar later had hij een motorbakfiets “Bakkerij Het Noorden” stond op de zijkant. Daar heeft hij heel wat op rond gejakkerd tot hij last van zijn rug kreeg. Toen heeft hij een auto aangeschaft, 5500 gulden kostte die. Dat kon hij niet betalen maar hij kreeg hem op krediet mee. Daar moet je vandaag de dag niet mee aankomen! Bijna 1963, ik was nog geen 18 jaar, kregen wij een 20 km wagentje om mee te venten. We jakkerden daar natuurlijk veel te hard mee in het dorp en al vrij snel ging het praatje in het dorp van: “Die jongens van de bakker rijden als gekken”. Heit heeft toen balkjes onder het gaspedaal gedaan, maar dat hielp vanzelf niets, zodat ik op een dag tegen werd gehouden door de politie: de auto werd in beslag genomen en op de Reidswâl vastgezet. Heit moest voor de rechtbank verschijnen maar het is met een sisser afgelopen want wij mochten ‘m weer gebruiken.

In 1968 had Mark Boersma hier in Nijtsjerk zijn bakkerij te koop. Hij en zijn vrouw Geartsje hadden er genoeg van en Mark wilde wel ophouden en terug naar de Wâlden. Heit had dat gehoord en stapte op een dag naar Mark. Wij wisten thuis van niets want heit regelde alles, ja, wij wisten wel dat hij voor een bakkerij weg was, meer niet. Hij zei tegen Mark: “Jij hebt je bakkerij te koop gehad, toch?” Mark zei dat de zaak eigenlijk nog wel te koop was en toen raakten ze in onderhandeling. Als eindbesluit kocht heit de bakkerij hier aan De Buorren voor f 28.000,-. Het was 2 oktober en toen hij thuis kwam, zei hij: “Ik heb de bakkerij in Nijtsjerk gekocht, jullie kunnen nu wel trouwen.” Wij wisten niet wat ons overkwam, Annie en ik hadden al drie jaar verkering, maar over trouwen hadden we nog niet echt nagedacht, wij waren 20 en bijna 22 jaar, zoiets had nog wel tijd.

“Ga je mee om het in Mitselwier te vertellen?”, zei heit, maar daar had ik geen trek in, het overviel me nogal. Toen is heit zelf naar bakker Riemersma gegaan en daar zal het wel als  donderslag bij heldere hemel zijn aangekomen. 

“Dat kan je wel zeggen”, neemt Annie nu over. Aan de andere kant was het wel een mooie kans. Heit was maar een behendig mannetje, was als bakkersknecht begonnen omdat het boerenwerk te zwaar zou zijn. Hij heeft bij verschillende bakkers gewerkt en is toen voor zichzelf begonnen in Mitselwier. Wij moesten als kinderen van jongs af aan al meewerken, zus Pytsje meestal in de bakkerij en mee te venten en ik meer in de huishouding en in de winkel. Mem was veel ziek dus was het “aanpoten”. Ik heb maar kort op de huishoudschool gezeten toen ik thuis al voor halve dagen moest werken. Toen Geke, mijn andere zus, groter werd, kon zij de huishouding doen en heb ik nog een opleiding gedaan voor baakster in Heerenveen, een prachtige tijd heb ik daar gehad. Na de opleiding heb ik nog dik anderhalf jaar as baakster in deze omgeving gewerkt en toen kwam het grote avontuur in Nijtsjerk: van baker tot bakker !!

Op 26 november zijn wij getrouwd en hebben eerst zes weken bij Bote zijn ouders in Eanjum gewoond, wij kregen het slaapkamertje van zijn ouders, men was snel tevreden in die tijd. Er woonden toen negen mensen in dat huis, Bote zijn jongste broer was 4, zijn jongste zuster 5 jaar en daar kwamen wij  nog bij.

“Ik ben met Mark Boersma bij al zijn klanten langs geweest,” zo gaat Bote verder. Hij nam dan afscheid en ik kwam zo in de kunde met mijn nieuwe klanten en vroeg om hun klandizie. Mark vertelde me over elke klant en hoe hij daar mee omging. De meeste klanten fan Mark zijn naar ons overgegaan.

Er was toen nog een bakker in Nijtsjerk, Hedzer Wiersma aan de Foeke Sjoerdsstrjitte. Wij waren beiden gereformeerd zodat daar voor de klanten geen verschil in zat. Hedzer had eigen klanten en ik ook, maar wij hadden ook klanten om de week: de ene week leverde ik zo’n klant, de andere week Hedzer. In ’t begin stond Richtsje Heeringa bij Hedzer in de winkel, later zijn vriend Fokke Boomsma.

Wij zijn hier op 6 januari 1969 begonnen, Mark en Geartsje woonden hier nog, toen stond Annie al achter de toonbank. Mark is bakker geworden bij Van der Veer en heeft nog jarenlang in Damwoude gewoond.

Eén of andere aanbieding voor onze klanten hebben we toen niet gehad, folderen deden wij ook niet aan, een advertentie in de krant, dat was alles. Later hebben wij de winkel wat verbouwd, de deur hing er op in keer bij!, toen hebben we een pakje beschuit en een halve krentenbrood als aanbieding voor onze klanten gehad, maar dat was het wel zo ongeveer. Er stond een bruine dichte toonbank in de winkel met één lade, de etalage stelde ook niet veel voor: er was een raam en daarnaast de deur. Bij de eerste verbouwing hebben we de toonbank nog overdwars gehad, maar bij de tweede verbouwing, zo’n 25 jaar geleden (bij de opening een slagroomgebakje als cadeau), zijn toonbank en etalage geworden zoals het tot het laatst nog was.

In die begintijd werd het meeste brood nog uitgevent, zes dagen lang. ‘s Morgens na 10 uur, eerder mocht niet, begon ik daar mee en dat duurde tot een uur of twee. Ik had een Citroën (Lelijke Eend) met een hoge bak erachter, eigenlijk een klein bestelautootje, en daar ventte ik mee bij m’n klanten langs. ‘s Morgens om halfvijf stond ik al in de bakkerij in Eanjum, ik was er meestal als eerste omdat heit in die tijd veel last van zijn rug kreeg en na het venten ging ik er ‘s middags weer heen. De oven hier in Nijtsjerk hebben we nooit gebruikt, die zat er nog wel in maar heeft mijn broer er na een paar jaar uit gesloopt.

Het venten hebben we nog heel lang gedaan maar toen mijn jongste broer er door een ongeluk met de motor een half jaar uit raakte, hebben we dat langzaamaan afgebouwd, wij konden dat er niet meer bij doen. Eerst woensdags niet meer venten, later nog een dag minder, op ’t laatst niet meer in het dorp en toen zijn we er ook buiten het dorp mee opgehouden. Oude Haaima (begin De Lyts Ein) heeft weleens tegen mij gezegd: “Bakker, bakker, dit komt zo niet goed, je moet doorgaan met venten, dit wordt je ondergang!” Het is goed gekomen, de mensen moesten er eerst aan wennen, maar later is Hedzer daar ook mee opgehouden, eerst met venten en later met de zaak en hadden wij het hele dorp als klant. 

Vandaag de dag heeft men als bakker een grote verscheidenheid aan producten, van wit- en bruinbrood tot meergranen, volkoren en ga zo maar door. Dat was eerder niet, het was meestal witbrood, veel roggebrood, koek en wat banket, dat was het. Dat assortiment hebben we langzamerhand uitgebreid, de mensen moesten er ook aan wennen, luxe broodjes met name moest men eerst niets van hebben.

Via De Dag en De Week van het Brood, door aanbiedingen op vaste dagen, hebben wij bepaalde producten ingevoerd. Dat deden we ook door traktaties op scholen, diavoorstellingen voor vrouwenverenigingen en in bejaardenhuizen. Wij waren ook lid van “De Echte Warme Bakker”, een landelijk gilde van bakkers. Zo kwam men met collega’s in contact en kon men van elkaar leren. De producten werden in Wageningen gekeurd en meestal zaten Piet Heslinga fan Damwoude en wij met Van Dellen in Eanjum in de top van Fryslân. Er werd wel streng op toegekeken want als men de kwaliteit niet haalde, kreeg men een waarschuwing en als dat niet hielp werd men uit het gilde gezet.

Zo’n 12 jaar hebben we mee gedraaid in de Versmarkt in Dokkum, slager Weidenaar, groenteman Tsjalling Feenstra, kaasboer Prummel en Multiflora deden ook mee. In die tijd hadden we wel alle weken een advertentie in de krant. We werkten toen met z’n drieën als broers en hadden twee man personeel, begonnen ’s morgens om half drie want het bakproces duurde 3-3½ uur en om het brood op tijd in Dokkum te krijgen moesten we vroeger beginnen. Vrijdagsavonds begonnen we al om negen uur om alles voor de zaterdag klaar te maken. Dat was ook de tijd dat wij een zwaarwegend besluit moesten nemen: gaan we zo door, dan moeten we uitbreiden, anders moeten we krimpen met onze klanten. Langzamerhand vielen de kleine supermarkten in de dorpen bij ons weg, overgenomen door de grote broodfabrieken. Wij hebben toen het besluit genomen dat we het wat rustiger aan zouden doen, het eiland Schiermonnikoog met al z’n zomerdrukte zegden we op en de Versmarkt stapten we uit.

We moesten het ook allemaal nog met die ene oven bakken, een oven die in het begin verwarmd werd met turf of steenkool en later met olie. Toen er gas kwam hebben we een hele nieuwe oven aangeschaft, dat was een hele verbetering met thermostaten en zo, eerder ging het weleens op het gevoel.

Zo langzamerhand kwamen er wat meer machines in de bakkerij. Mengmachines zijn er altijd geweest maar het afwegen deden we in het begin met de hand, pas later kregen we daar een machine voor. De rijskast stond een gasbrander in en een pan met water om warmte en vocht, erg belangrijk bij het rijzen, te krijgen, later kregen we een rijskast met klimaatbeheersing. Uiteindelijk hadden we daarnaast meer mengmachines, planeetmengers, uitrolmachine, slagroom machine, afwasmachine enz., men kan eigenlijk niet meer zonder. Maar het blijft een heel arbeidsintensief beroep, nog altijd wordt een hele boel met de handen gedaan.

Sinterklaas en Kerst waren voor ons echt hectische dagen, vooral toen alles nog met de hand moest. Al die letters werden een voor een uitgestoken, men kwam nooit weer klaar vanwege de grote aantallen. We hebben eens gehad toen  we nog aan alle melkboeren en supermarkten in de dorpen leverden dat we met Kerst 40 uur achter elkaar door werkten om alles op tijd klaar te krijgen. In zulke tijden moest het verstand op nul en stonden we soms te slapen bij de werktafel, zo moe waren we dan. Later kregen wij een machine voor de speculaas, daarmee konden we in één uur net zoveel maken als eerder in een hele dag!!! 

De laatste jaren is er wel veel veranderd in ons vak, in alle opzichten in ons bedrijf. Voorheen kwam de gistkoopman op de brommer bij de bakkers in de dorpen langs: die moest 5 kilo hebben, die 8 kilo enz., later werd dat door de boodschapper bezorgd. zo ging het met alles wat we nodig hadden, er kwamen wekelijks wel 10 vertegenwoordigers over de vloer. Meel kochten we in het begin bij Slagter en Zwart in Dokkum. De Bandstra’s brachten het met de vrachtwagen en alles werd in zakjes van 50 kilo op de zolder gesjouwd. Met de meeste kooplui werd meteen contant afgerekend, ook met de vrachtrijders die de rekening bij zich hadden. Later  ging het vaker over de giro en vandaag de dag gaat alles automatisch, je bestelt wat je nodig hebt bij één inkooporganisatie met de fax, en een paar dagen later heb je het in huis en het wordt automatisch van je rekening afgeschreven, geen omkijken meer naar.

Wij hebben onszelf de laatste jaren ook een strak schema opgelegd, Durk en ik. Wij bakten natuurlijk alle dagen brood maar daarnaast deden wij alle dagen wat anders. Dat ging dan in de vriezer en alle dagen werd er uitgehaald wat nodig was. Zo hadden we dinsdags alle soorten (oranje)koek, meestal vier platen vol. Woensdags maakten we roggebrood en het beslagwerk voor het gebak. Roggebrood moet wel 12 uur in de oven, in die tijd kon je de oven nergens anders voor gebruiken. Donderdags de krenten- en het suikerbrood en de rest van het beslagwerk. Vrijdags was het tijd voor de luxe broodjes en werden de taarten enz. afgemaakt met slagroom en zo. Wij werkten meestal ook niet langer dan tot 12 uur, half één, eerder was dat vanzelf wel tot zes uur. Als je dat zo bedenkt en berekent dat wij elke week minimaal 55 uur werkten en dat 47 jaar lang, dan betekent dit dat wij in uren wel 6 jaar langer gewerkt hebben dan iemand die ook 47 jaar lang werkte, maar dan 40 uur per week.

De eerste die ons in de winkel hier geholpen heeft, was Tieteke Feenstra (nu Tieteke Faber), zij kwam op zaterdag toen ze van school was. Later zijn er nog heel wat anderen geweest: Ria Bosgra, Akkie Weidenaar, Ineke Post, Gerrie van Driesum, Doutsje Lawerman, Tiny Talstra, Janet Postmus, Janneke Weidenaar, Jannie Visser en in de laatste periode Nicole van der Mossel en Thea Rozendal. Dochter Rosalyn heeft ook een tijdje geholpen, dat was vanzelf prachtig: mem en dochter samen achter de toonbank! Gerrie van Driesum stond hier in de winter fan 1979 toen er zoveel sneeuw was gevallen dat er een crisiscentrum in Eanjum gevormd werd en het brood met de kraan fan Frans Postmus naar Easternijtsjerk werd gebracht. Daar hebben wij niets van gemerkt want wij zaten op de Canarische Eilanden!

Ineke Post hielp ons ook toen wij Rudolf ophaalden uit Indonesië. Hij was drie maanden oud, woog zeven pond en moest van ver komen: hij had allemaal kroep in het begin. Wij zijn toen 10 dagen in Indonesië geweest, kwamen op dinsdag met Rudolf thuis en op donderdag stond Annie al weer achter de toonbank, dat had anders gemoeten, achteraf bekeken, maar dat ging toen zo, begeleiding zoals vandaag de dag was er toen niet bij. Het kwam wel voor dat mensen zeiden: “Wat heb jij daar achter de toonbank, Annie?” Dan stond Rudolf of later Rosalyn, ons tweede aangenomen kind uit Indonesië, achter de toonbank in een zitje omdat ik klanten moest helpen. Ze konden ook al snel zelf drinken want dan legde ik een handdoek er onder en dan redden ze zichzelf.

Rudolf heeft ons wel 15 jaar lang zaterdagmorgens geholpen maar zelfs bakker worden zag hij niet zitten. Hij heeft het nog wel geprobeerd in de horeca, heeft ook in prachtige tijd gehad bij de Hema in Dokkum, mar dat werd ‘m niet. Nu werkt hij bij Syperda in Drachten en dat is zijn lust en zijn leven, altijd bezig, dat past bij hem. Hij heeft ook wat problemen met z’n luchtwegen en dan is het bakkersvak niet zo geschikt met dat fijne meel altijd.

Broer Durk heeft er ook last van, draagt altijd een stofkapje als hij met meel bezig is. Hij heeft ook suikerziekte, net als heit en mem al hadden, terwijl hij drie keer is gedotterd. Dan beginnen de jaren te tellen en omdat ik steeds gezegd heb dat ik hooguit tot mijn 64ste wilde werken, hebben we afgelopen jaar het besluit genomen om de boel te koop te zetten. Dat was niet gemakkelijk, maar verstandelijk wel een goed besluit. In januari kwam de eerste serieuze kandidaat en in mei werd de handtekening gezet. Toen is ook de datum van 1 september vastgesteld. Daarom was zaterdag 29 augustus onze laatste werkdag, die eigenlijk al begon op vrijdag 28 augustus om 10 uur toen we begonnen om alles op  tijd klaar te krijgen.

Ik heb toen nog even in bed gelegen, maar kon niet slapen, dus ben ik er maar weer uit gestapt en heb met veel van mijn klanten nog even gepraat om afscheid te nemen. We hadden het er nog over dat een brood in 1969 bijna 50 centen kostte en nu € 1,85 zonder de aanbiedingen. Het rolletje pepermunt van 19 cent toen is ook flink duurder geworden. Het heeft ons goed gedaan dat zoveel mensen even langskwamen om ons de hand te drukken als afscheid. We hadden niet verwacht dat er zoveel kaarten in de kamer zouden hangen, soms met hele aardige opmerkingen erop, laat staan al die bloemen die nu in ons huis staan. Daar willen we Easternijtsjerk en omgeving hartelijk voor danken.

Wat de bakkers betreft, in mijn vaders tijd waren er eens 25 stuks alleen al in Oostdongeradeel, in elk dorp meestal meer dan één. In Westdongeradeel en Dokkum waren er minstens evenveel, maar nu wij zijn gestopt is met ons de laatste warme bakker verdwenen, er is niet één meer van over.

Waar ikzelf nu mijn brood ga halen? Ik ken nog genoeg goede bakkers, fabrieksbrood heb ik mijn leven lang nooit gehad, dat wil ik nu ook niet meer.

© Tekst: RT, vertaling Annie Bremer © Foto voorblad: Annie Bremer
Lês mear

Relatearre ynformaasje


OnderwerpenFoto’s