Emigrant Wijtze Grijpstra
Wat beweegt iemand om de boot te pakken, het land te verlaten en te proberen in een ander land een nieuw bestaan op te bouwen. Easternijtsjerkster Wijtze Grijpstra was zo iemand. Gebrek aan werk (heel vaak een belangrijke reden!) had hij niet, al van jongsaf aan werkte hij bij boeren. Bijvoorbeeld bij Ype Heeringa van de Ropsterwei die een strohandel had, maar ook bieten en aardappelen verhandelde. Later kwam hij terecht achter de zeedijk bij Peazens waar een nieuwe zomerdijk werd aangelegd, Wijtze zat daar op de asfaltmolen. Hij moest wel lange dagen maken, soms wel 14 uur lang, afhankelijk van het tij.
In 1947 was zijn zus Marie met haar echtgenoot (uit een gezin van 13 kinderen!) naar Canada vertrokken en toen het haar daar goed beviel, ging broer Hendrik in 1948 naar Canada. Hij was metselaar en had het goed in zijn nieuwe vaderland. Op die manier was er al een verbinding gelegd met Canada en in 1950 besloten de andere leden van het gezin Grijpstra ook naar Canada te verhuizen, Wijtze in april, vader Sijtze in juni en broer Siemen in augustus.
Wijtze en Tjitske gingen met de trein naar Hoek van Holland om daar de boot naar Engeland te nemen. Ze kwamen in Harwich aan, stapten op een bus naar Londen en sliepen daar in een hotel. De volgende dag stapten ze op een trein en reisden dwars door Engeland naar Liverpool. Het was een gammele trein en wat ze onderweg van Engeland zagen was ook niet bijster opwekkend: in Holland was het vlak na de oorlog armoedig, maar dat gold ook zeker voor Engeland! Die avond kwamen ze aan in Liverpool en sliepen toen op de grote boot die hen naar Canada zou brengen. Die boot was de ‘Franconia’ en had nog een rol gespeeld bij de invasie in Normandië: de plannen daarvoor waren in een kamer van deze boot besproken! Die hele boot zat vol emigranten: Hollanders, Duitsers, Ieren, Schotten, Esten, Letten, Litouwers enz.
Na zes dagen op zee, ondanks het rustige weer waren er veel mensen zeeziek, kwamen ze in Halifax aan en moesten toen nog drie dagen in een trein reizen voor ze in Toronto aankwamen. Dat ging nog bijna fout want ze hadden moeten overstappen. Gelukkig kreeg de conducteur dat in de gaten, trok aan de noodrem en liet het gezin Grijpstra uitstappen. Die moesten toen nog wel erg lang langs het spoor teruglopen naar de overstapplaats! Uiteindelijk kwamen ze op de plaats van bestemming aan: het plaatsje Tara. De eerste boer waar Wijtze ging werken was een Duitser en dat beviel niet best, de volgende was een Schot, die nogal zuinig was: in het hele grote huis dat ze bewoonden, zat maar één lichtbron, in het bedrijfsgebouw maar twee! Na een jaar kwam Wijtze bij zijn derde werkgever, een veekoopman die 1000 koeien op zijn land had lopen. Er was een goede verstandhouding tussen Wijtze en zijn baas, die hem veelal de vrije hand liet. Hij hielp Wijtze ook bij de aankoop van zijn eigen, nogal verwaarloosde, boerderij. Dat was in 1955. Daar was 110 pondemaat land bij en door aankoop van nog eens 170 pm kon hij een 70 stuks vee op dat land houden.
Een gemakkelijk leven hadden ze niet in Canada, dat dient te worden gezegd. Allereerst de taal: ze spraken eigenlijk geen woord Engels toen ze emigreerden. Het duurde een aantal maanden voor ze zich een beetje verstaanbaar konden maken. Dan was de natuur ook niet gemakkelijk: zes maanden winter met temperaturen tot 35 graden onder nul! Verbindingen waren dan moeilijk door de vele sneeuw die er viel, al maakte de gemeente elke dag de weg vrij, maar dat was maar een smal pad waar tegenliggers voor problemen zorgden.
In 1960 zijn Tjitske en dochter Geertje een paar weken teruggeweest in Fryslân. Dat beviel goed en toen ze in 1966 nog eens terug wilden, zei Wijtze bij zichzelf: ‘Ik ben nu al 15 jaar zonder een dag vakantie aan het werk geweest, nu ga ik ook mee’. Zoon Sijtse moest op de farm passen en de anderen stapten op het vliegtuig en hadden het prima naar de zin in hun oude vaderland. Het was juist de tijd van de dorpsfeesten en dat lokte moeder en dochter vooral! In Canada waren die vooral op zich zelf aangewezen, veel contacten hadden ze niet want de naaste boerderij was meestal een 100 pm verderop. Kortom, het Fryske Heitelân, werd steeds aanlokkiger!
Ze hebben het nog een paar jaar uitgehouden maar in 1971 heeft Wijtze zijn boerderij verkocht omdat zoon Sijtse toch geen boer wilde worden. Na een kort verblijf in Bozum kwamen ze precies na 20 jaar terug in het vertrouwde Easternijtsjerk waar ze het (toen) laatste huis aan de Mûnewei kochten. Zoon Sijtse kon echter niet meer aarden in Fryslân en vertrok weer naar Canada. Hij had het daar eerst moeilijk, maar kreeg toen vast werk als klusjesman op een ‘College’, bestaande in 13 scholen, in Niagara Falls. Hij wordt daar niet meer ‘Sijtse’ genoemd, maar Sisel. Wijtze zelf werd in zijn Canadese tijd vaak Richard genoemd en Tjitske en Geertje stonden daar bekend als Tine en Geury. Geertje wordt ook in Easternijtsjerk nog steeds heel vaak Geury genoemd.
Colofon
De Doarpsskille, november 1989